ACTUEEL

Zoek:
Filter op soort artikel:
Thank you! Your submission has been received!
Oops! Something went wrong while submitting the form.

Wanneer kunt u de uitzendregeling toepassen?

U moet een verzoek doen om de uitzendregeling toe te passen. U kunt de uitzendregeling toepassen als:

  • u of uw fiscale partner al minimaal één jaar eigenaar van de woning is, en
  • de woning ook al minimaal één jaar uw hoofdverblijf vormt op het moment dat u tijdelijk ergens anders gaat wonen in verband met een uitzending of overplaatsing, en
  • u na afloop van de uitzending of overplaatsing weer in de woning gaat wonen, en
  • u tijdens de uitzending of overplaatsing niet in een andere eigen woning als hoofdverblijf gaat wonen, en
  • er in principe geen anderen in uw woning wonen in de periode dat u elders woont.

Bepaalde personen mogen wel in uw woning wonen

Het is op dit moment al goedgekeurd dat bepaalde personen wel in uw woning mogen wonen, zonder dat dit toepassing van de uitzendregeling blokkeert. Het gaat daarbij om uw fiscale partner of degene die direct voorafgaand aan uw uitzending of overplaatsing uw fiscale partner was. Verder geldt de goedkeuring ook voor uw kinderen of de kinderen van uw fiscale partner of degene die direct voorafgaand aan uw uitzending of overplaatsing uw fiscale partner was. Hetzelfde geldt voor personen die al minimaal één jaar tot uw huishouden horen op het moment dat u tijdelijk ergens anders gaat wonen (bijvoorbeeld een hulpbehoevende ouder).

Let op! Om van de goedkeuring gebruik te kunnen maken mogen deze personen geen huur of een andere vergoeding aan u betalen.

Uitbreiding groep personen in de wet

De goedkeuring dat de hiervoor genoemde personen in uw woning mogen wonen tijdens toepassing van de uitzendregeling, wordt met ingang van 2026 opgenomen in de wet.

In de wet worden vanaf 2026 echter nog meer personen opgenomen die in uw woning mogen wonen tijdens toepassing van de uitzendregeling. Ook andere bloed- en aanverwanten in de rechte neergaande lijn mogen in de woning wonen. Dit betekent dat bijvoorbeeld ook uw kleinkind of achterkleinkind in uw woning kan wonen tijdens uw uitzending.

Let op! De aanpassingen zijn opgenomen in het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2026. De Tweede Kamer nam dit wetsvoorstel op 23 september 2025 aan, maar de Eerste Kamer moet nog instemmen. De aanpassingen zijn daarom nog niet definitief.

nieuws
30/9/2025
Vastgoed

Uitzendregeling eigen woning wijzigt vanaf 2026

De uitzendregeling zorgt ervoor dat u recht houdt op aftrek hypotheekrente ondanks dat u tijdelijk niet in uw eigen woning woont. Goedkeurend beleid over deze regeling wordt per 2026 in de wet opgenomen in ruimere vorm.

LEES VERDER

Pseudo-eindheffing RVU

Als u als werkgever een oudere werknemer een uitkering verstrekt zodat hij eerder kan stoppen met werken, is een pseudo-eindheffing verschuldigd van 52%. Dit geldt als er sprake is van een regeling voor vervroegde uittreding, de RVU-regeling. Dit is het geval als de regeling het effect heeft dat een periode (van maximaal drie jaar) wordt overbrugd tot een pensioenregeling of tot wanneer de AOW start. Ook uitkeringen die een pensioenregeling aanvullen worden als zodanig aangemerkt.

Let op! Over de vraag of sprake is van een RVU of niet zijn verduidelijkingen gegeven in handreikingen en de jurisprudentie. Neem voor uw eigen situatie contact op met een van onze adviseurs.

Drempelvrijstelling pseudo-eindheffing RVU

Vanaf 1 januari 2021 kunt u maximaal drie jaar voor de AOW-leeftijd van een werknemer een bedrag meegeven, zonder dat hierover de pseudo-eindheffing verschuldigd is. Hiervoor geldt een drempelvrijstelling die jaarlijks opnieuw wordt vastgesteld. Is de RVU-uitkering hoger dan de drempelvrijstelling, dan is over het meerdere wel 52% pseudo-eindheffing verschuldigd.

Verlenging drempelvrijstelling

De sociale partners en het kabinet hebben afgesproken om de toepassing van de drempelvrijstelling structureel te maken. Dit betekent dat de vrijstelling in ieder geval tot en met 2028 nog gebruikt kan worden.

Let op! De structurele regeling wordt gericht ingezet op werknemers met zwaar werk die niet gezond werkend de AOW-leeftijd kunnen bereiken. Hiervoor zijn tussen het kabinet en de sociale partners afspraken gemaakt over de vormgeving van (collectieve) RVU-regelingen. Zo moeten deze regelingen altijd een onderbouwde afbakening van de doelgroep bevatten.

Verhoging drempelvrijstelling

In het Belastingplan 2026 is ook een verhoging van de drempelvrijstelling met € 300 bruto per maand voorgesteld. Deze € 300 wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de ontwikkeling van het minimumloon. De drempelvrijstelling bedraagt dan in 2026 (voor indexatie) € 2.573 bruto per maand (2025 nog € 2.273). 

Verhogen pseudo-eindheffing tot maximaal 65%

Ter dekking van de verlenging en verhoging van de drempelvrijstelling wordt de pseudo-eindheffing vanaf 2026 in stappen verhoogd van 52% nu, naar 57,7% in 2026, 64% in 2027 en 65% vanaf 2028.

Let op! De verlenging en verhogingen zijn nog niet definitief omdat deze zijn opgenomen in het Belastingplan 2026. De nieuwe Tweede Kamer moet hierover na de verkiezingen nog stemmen en de Eerste Kamer moet daarna ook nog instemmen.

nieuws
29/9/2025
Sparen

Drempelvrijstelling pseudo-eindheffing RVU verlengd en verhoogd

Voor de periode 2021-2025 is de regeling vervroegde uittreding versoepeld. Na een akkoord in oktober 2024 en de aankondiging bij de Voorjaarsnota 2025, is een verlenging van de versoepeling en de verhoging van de drempelvrijstelling in het Belastingplan 2026 opgenomen.

LEES VERDER

Geen accijnsverhoging brandstoffen

De accijnzen op autobrandstoffen worden ook in 2026 niet verder verhoogd. Dit betekent dat deze accijnzen op het niveau van 1 juli 2023 gehandhaafd blijven. Het stabiliseren van de accijnzen is bedoeld om de kosten van autorijden te beperken. 

Let op! Het Belastingplan bevat geen voorstel om voor de landbouwsector opnieuw de zogenaamde rode diesel te introduceren. Hier was mogelijk sprake van. Deze diesel – met een lager accijnstarief – werd op 1 januari 2023 afgeschaft.

Hogere korting mrb elektrische auto

Elektrische auto’s zijn door het gewicht van accu’s voor de voortdrijving zwaarder dan vergelijkbare auto’s op fossiele brandstoffen. In verband hiermee krijgen elektrische auto’s momenteel een korting van 75% op de mrb (motorrijtuigenbelasting). Deze korting wordt per 2026 verlaagd naar 30% en tot en met 2028 gehandhaafd. In 2029 wordt de korting verder verlaagd naar 25% en per 2030 helemaal afgeschaft. Oorspronkelijk zou de korting verminderd worden naar 25% in de periode 2026 tot en met 2029. 

Mrb type vrachtauto’s en kampeerauto’s

Voor bepaalde vrachtauto’s geldt momenteel een kwarttarief voor de mrb. Het betreft vrachtauto’s die zijn ingericht als werktuig of als werkplaats, en vrachtauto’s die worden gebruikt voor het vervoer van kermis- of circusbenodigdheden. Dit verlaagde tarief wordt per 2028 afgeschaft. 

Voor kampeerauto’s wordt het kwarttarief in de mrb vanaf 2026 verhoogd naar een halftarief. 

Let op! Voor kampeerauto’s die bedrijfsmatig verhuurd worden, vervalt de huidige korting van 50% in de mrb per 2026 volledig.

Vrachtwagenheffing

Er wordt naar gestreefd per 1 juli 2026 een vrachtwagenheffing in te voeren. De heffing varieert van € 0,035 tot € 0,201 per kilometer, afhankelijk van het gewicht en van de vraag of de vrachtauto al dan niet elektrisch is. De invoering gaat gepaard met de afschaffing van het Eurovignet, het afschaffen van de mrb voor vrachtauto’s tot 12.000 kg en een verlaging van de mrb voor zwaardere vrachtauto’s.

Wijzigingen bpm

Voor plug-in hybride personenauto’s vervalt de huidige korting van 25% op de bpm, de speciale belasting bij aanschaf van een auto. Om een hogere bpm voor deze auto’s te voorkomen vanwege een nieuwe meetmethode van de CO2-uitstoot, wordt verder het aparte tarief voor plug-in hybride auto’s afgeschaft. Ook worden elektrische bijzondere voertuigen, zoals rolstoelvoertuigen, voor de bpm gelijkgesteld aan normale elektrische voertuigen.  Dit was al bij besluit geregeld, maar wordt nu wettelijk vastgelegd. Verder worden, vanwege de verdergaande vergroening van auto’s, de bpm-tarieven aangepast aan de hand van de verwachte daling van de gemiddelde CO2-uitstoot.

Let op! De meeste van bovengenoemde voorstellen moeten nog door de nieuwe Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd en zijn dus nog niet definitief.

nieuws
29/9/2025
Auto

Wat wijzigt er in tarieven brandstofaccijns, bpm en mrb per 2026?

Het Belastingplan 2026 bevat tal van wijzigingen voor automobilisten, waarvan een aantal samenhangt met de wens tot vergroening van het wagenpark. De belangrijkste wijzigingen zetten we hier op een rij.

LEES VERDER

Rechtbank Noord-Holland: Oekraïner al woonachtig in Nederland

Zo oordeelde rechtbank Noord-Holland eind juli 2025 over een Oekraïner. Hij verblijft vanaf 10 mei 2023 in Nederland met zijn echtgenote en kind en is vanaf 11 mei 2023 ingeschreven in basisregistratie personen (BRP) op een Nederlands adres. De Oekraïner werkt tussen 1 september 2020 en 6 november 2023 op afstand voor een in Israël gevestigd bedrijf als freelancer.

Op 6 november 2023 tekent hij een arbeidsovereenkomst en op 13 november 2023 treedt hij in dienst bij een in Nederland gevestigde werkgever. Voor de toepassing van de 30%-regeling was in geschil of de Oekraïner uit een ander land was aangeworven. Daarvoor zou zijn woonplaats op het moment van aangaan van de arbeidsovereenkomst buiten Nederland gelegen moeten zijn.

De rechtbank oordeelde dat de woonplaats van de Oekraïner op het moment van aangaan van de arbeidsovereenkomst in Nederland was. De rechtbank oordeelde daarbij dat het motief van de verhuizing naar Nederland niet van doorslaggevende betekenis is. Verder nam de rechtbank onder meer in aanmerking dat de Oekraïner met zijn gezin al zes maanden in Nederland woonde,  voordat hij de arbeidsovereenkomst aanging.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant: Oekraïner al woonachtig in Nederland

Ook rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelde begin 2025 dat een Oekraïner al woonachtig was in Nederland op het moment van aangaan van de arbeidsovereenkomst. De Oekraïner van wie zijn gezin vanaf 22 maart 2022 staat ingeschreven in Nederland en hij vanaf 28 september 2022, verblijft – volgens zijn eigen verklaring – vanaf 31 juli 2022 onafgebroken in Nederland. Tot oktober 2022 heeft hij op afstand gewerkt voor een Oekraïens bedrijf. Vier dagen na aankomst in Nederland stuurt hij een cv naar een Nederlandse werkgever, waar hij op 2 september 2022 een aanbod voor een baan krijgt. Hij sluit op 17 oktober 2022 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met de Nederlandse werkgever en start zijn werkzaamheden in de functie van solutions engineer op 18 oktober 2022.

Rechtbank Noord-Holland: Oekraïner nog niet woonachtig in Nederland

In een andere casus van medio 2024 kwam rechtbank Noord-Holland overigens wel tot het oordeel dat een Oekraïner bij de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst nog in het buitenland woonde. Deze Oekraïner is in maart 2022 met zijn vrouw en kinderen naar Nederland gevlucht vanwege de oorlog in zijn thuisland. Zij hebben in Nederland een tijdelijk verblijfsrecht en een tijdelijke woning gekregen. In Oekraïne huren zij een appartement. Vanaf april 2022 tot en met augustus 2022 is de Oekraïner werkzaam geweest als opvarende op een schip dat onder Liberiaanse vlag in internationale wateren voer. Op 1 september 2022 sluit hij een arbeidsovereenkomst met een Nederlandse werkgever en op 11 oktober 2022 start hij met zijn werkzaamheden.

De rechtbank was van oordeel dat de Oekraïner op 1 september 2022 niet zijn woonplaats in Nederland had. Hij was dus een ingekomen werknemer en de 30%-regeling kon worden toegepast. Van belang bij dit oordeel was dat onder meer dat de Oekraïner de huurwoning in Oekraïne aanhield en de kosten daarvoor bleef betalen. Hieruit volgt dat niet de intentie bestond om langere tijd in Nederland te verblijven, maar dat het verblijf was ingegeven door de uitbraak van de oorlog in Oekraïne. Bovendien voer de Oekraïner tot en met augustus 2022 nog onder Liberiaanse vlag en had hij een tijdelijk verblijfsrecht.

Let op! In deze casus loopt inmiddels hoger beroep bij een gerechtshof.

nieuws
26/9/2025
Binnenvaart

Heeft een Oekraïense vluchteling recht op 30%-regeling?

Of een Oekraïense vluchteling recht heeft op de toepassing van de 30%-regeling is onder meer afhankelijk van de vraag of de vluchteling door de werkgever uit een ander land is aangeworven. Verschillende rechters deden in verschillende casussen al uitspraak hierover.

LEES VERDER

In deze advieswijzer geven we aan wat deze plichten voor u in de praktijk betekenen en hoe u aan deze plichten kunt voldoen. Ook treft u aan waar u voor nadere informatie terechtkunt.

Energiebesparingsplicht

Als ondernemer heeft u een energiebesparingsplicht als u in een jaar op een locatie minstens 50.000 kWh aan elektra of minstens 25.000 m3 gas verbruikt. De energiebesparingsplicht betekent dat u verplicht bent alle energiebesparende maatregelen te treffen waarvan de terugverdientijd vijf jaar of minder bedraagt. Ook maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder die geen energie besparen maar die wel de uitstoot van CO2 reduceren, bent u verplicht te treffen. U voldoet aan uw plichten als u alle maatregelen uitvoert met een terugverdientijd van vijf jaar of minder of als u alle maatregelen die voor u van toepassing zijn uitvoert die zijn vermeld op de Erkende Maatregelenlijst voor energiebesparing (EML). Voert u een maatregel van de EML niet uit, dan moet u een alternatieve maatregel uitvoeren die minstens evenveel energie bespaart. Heeft u een energiebesparingsplicht, dan moet u hierover iedere vier jaar rapporteren.

Let op! U moest uw rapportage uiterlijk 1 december 2023 digitaal inleveren bij de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO). Heeft u dit nog niet gedaan, doe dit dan alsnog zo snel mogelijk. Meer informatie over de energiebesparingsplicht is te vinden via Energiebesparingsplicht vanaf 2023 (rvo.nl).

Uitbreiding besparingsplicht

Ook voor ETS-ondernemingen, de glastuinbouw en bedrijven die over een omgevingsvergunning milieu dienen te beschikken, geldt de energiebesparingsplicht per 1 juli 2023. ETS-ondernemingen zijn bedrijven die verplicht moeten deelnemen aan het Emission Trade System, een handelssysteem voor de CO2-uitstoot van de industrie. In dat systeem moeten bedrijven voor elke ton aan CO2-uitstoot één emissierecht inleveren, dat men kan kopen en eventueel verhandelen. Het aantal emissierechten wordt jaarlijks lager vastgesteld, zodat bedrijven ofwel steeds duurdere emissierechten moeten kopen, ofwel moeten investeren in het beperken van de uitstoot. De energiebesparingsplicht geldt ook voor erkende monumenten. Hiervoor gelden wel speciale regels.

Regels bij verhuur

Bent u de enige gebruiker van een gebouw, dan bent u ook verantwoordelijk voor de te nemen energiebesparende maatregelen én voor de te leveren informatie hierover. Voor maatregelen met betrekking tot het gebouw treedt u in overleg met de eigenaar. De eigenaar van het gebouw is verantwoordelijk voor de maatregelen hieromtrent, tenzij anders contractueel is afgesproken. De maatregelen waarvoor u als huurder verantwoordelijk bent, dient u ook zelf te nemen. Bij een gebouw met meerdere huurders is de eigenaar verantwoordelijk voor de te nemen energiebesparende maatregelen aan het gebouw. De huurders zijn verantwoordelijk voor de maatregelen van het proces. Het ligt voor de hand dat de gebouweigenaar, bij weinig processen die plaatsvinden bij de huurders, ook rapporteert namens de huurders.

Let op! Het ligt voor de hand dat degene die de maatregelen uitvoert ook rapporteert over de maatregelen. Er zijn bijvoorbeeld situaties, zoals in winkelcentra, dat de eigenaar van het winkelcentrum rapporteert over de collectieve voorzieningen, zoals een roltrap of verlichting en dat de huurder verantwoordelijk is voor het uitvoeren van de maatregelen en hierover dan ook rapporteert.

Erkende Maatregelenlijst energiebesparing (EML)

Als voor uw bedrijf de energiebesparingsplicht geldt, dan moet u bij de RVO iedere vier jaar rapporteren welke energiebesparende maatregelen u heeft genomen. Uw rapportage stelt u op aan de hand van de Erkende Maatregelenlijst energiebesparing (EML). Op deze lijst staan energiebesparende maatregelen waarvan de terugverdientijd vijf jaar of minder bedraagt. Van de op de EML genoemde maatregelen geeft u aan of u deze heeft uitgevoerd of dat u een alternatieve maatregel heeft uitgevoerd.

Let op! Momenteel ligt er een wetsvoorstel om de terugverdientijd van vijf jaar naar zeven jaar te brengen. Dit zal mogelijk vanaf de volgende rapportageronde in 2027 het geval zijn. Door de RVO is echter aangegeven, dat de extra energiebesparing die dit oplevert, niet valt te bepalen.

De EML kent drie onderdelen, te weten ‘gebouwen’, ‘faciliteiten’ en ‘processen’. Per categorie moet u bekijken of deze voor u relevant is. Zo ja, dan dient u de maatregelen uit te voeren. Voor gebouwen betreft dit bijvoorbeeld energiebesparende maatregelen voor de verwarming van het gebouw of voor de verlichting van de binnenruimte. Bij faciliteiten treft u onder meer energiebesparende maatregelen aan voor de koeling van producten, voor roltrappen of met betrekking tot uw serverruimte. Voor energiebesparende maatregelen inzake processen kunt u onder meer denken aan maatregelen om warmteverlies te beperken en aan energiebesparende maatregelen voor veehouderijen.

Of u een maatregel van de EML direct dient uit te voeren, hangt af van diverse omstandigheden. Onder meer de uitgangssituatie is hiervoor van belang. Zo kunt u bijvoorbeeld geen energie met betrekking tot warmte besparen in een ruimte die niet verwarmd is. Ook technische factoren zijn van belang. Brandt in een bepaalde ruimte gedurende de dag slechts kort de verlichting, dan zal de terugverdientijd van energiebesparende verlichting te lang zijn. Ook kunnen sommige energiebesparende maatregelen pas op een later moment rendabel zijn. Als u bijvoorbeeld op een bepaald moment uw gevel dient te renoveren, kan het rendabel zijn dan gelijk te kiezen voor isolerend glas.

Let op! Voor de glastuinbouw geldt sinds 1 juli 2023 ook de energiebesparingsplicht. Voor deze sector is een specifieke EML beschikbaar.

EED-auditplicht

Naast de energiebesparingsplicht en de hieraan gekoppelde rapportageplicht bestaat er de Europese Richtlijn Energie-Efficiëntie (EED). Deze plicht geldt alleen voor grote bedrijven. Dat wil zeggen dat u minstens 250 werknemers (fulltime) in dienst heeft. De plicht geldt daarnaast ook als uw omzet meer dan € 50 miljoen bedraagt en uw balanstotaal meer dan € 43 miljoen is. 

Let op! DE EED-auditplicht wordt gewijzigd. In de herziene EED-plicht gaat het niet meer om de vraag of uw bedrijf als grootbedrijf wordt aangemerkt, maar bepaalt het energiegebruik van de onderneming of die onder de EED-plicht valt. Naar verwachting treedt de wijziging halverwege 2026 in werking. Tot die tijd geldt de plicht volgens bovengenoemde eisen.

Het doel van de EED-auditplicht is om bedrijven inzicht te geven in hun energiegebruik en aan te geven op welke manieren energie bespaard kan worden. U dient met name te rapporteren welke energiebesparende maatregelen u kunt nemen en welke besparing dit oplevert. De rapportage op grond van de EED beperkt zich niet tot maatregelen met een terugverdientijd van maximaal vijf jaar. Voor de EED kunt u desgewenst gebruikmaken van slablonen die u aantreft op de site van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (rvo.nl).

Ook ‘vervoer’ maakt onderdeel uit van de rapportageplicht over de EED, maar alleen voor zover u binnen uw bedrijf zelf het vervoer verzorgt. Besteedt u het vervoer uit, dan is de vervoerder eventueel rapportageplichtig, als deze aan de voorwaarden voor de plicht voldoet. Het woon-werkverkeer van uw werknemers valt niet onder de rapportageplicht. Onderdeel van de rapportage is onder meer een overzicht van het totaal gemeten energieverbruik van uw bedrijf alsmede een uitsplitsing van het energieverbruik voor de processen, gebouwen, installaties en vervoer van uw onderneming. Ook dient u een lijst van energiebesparende maatregelen op te nemen, waarbij u gebruik kunt maken van bovengenoemde EML.

U dient iedere vier jaar te rapporteren. Dit is opengesteld op 4 juli 2023. De rapportage dient digitaal aangeleverd te worden bij de RVO. Hiervoor heeft u eHerkenning niveau 2+ of hoger nodig.

Let op! U bent wettelijk verplicht uw EED-rapportage aan te leveren. Doet u dit niet, dan kan de RVO u een last opleggen met een dwangsom. Voldoet u dan nog niet aan uw verplichting, dan dient u de dwangsom te betalen.

Tip! Als u investeert in een energiebesparende maatregel waarop de Energie-investeringsaftrek (EIA) van toepassing is, komen de rapportagekosten ook voor de EIA in aanmerking. De EIA bedraagt in 2025 40%. Uw investeringsbedrag dient minstens € 2.500 te bedragen. Het bedrag dat maximaal voor de EIA in aanmerking komt, bedraagt in 2025 € 151 miljoen.

Onderzoeksplicht

Grote energie verbruikende bedrijven kunnen ook nog te maken hebben met een onderzoeksplicht over energiebesparing. Dit geldt voor locaties van bedrijven met een jaarlijks energiegebruik vanaf 10 miljoen kWh elektriciteit of 170.000 m3 aardgas. Of de onderzoeksplicht op de activiteiten van uw bedrijf van toepassing is, hangt af van wie de milieuregels voor de milieubelastende activiteit van uw bedrijf bepaalt. Om te bepalen of er een onderzoeksplicht geldt voor de locatie kunnen ondernemers het stappenplan raadplegen: Stappenplan Energiebesparing Rapportageplicht (rvo.nl).

De onderzoeksplicht houdt in dat u eens per vier jaar onderzoekt welke energiebesparende maatregelen u moet nemen. Dit dient u digitaal te rapporteren bij de RVO. U moet in uw rapportage ook aangeven welke maatregelen u de voorafgaande periode al heeft genomen.

Let op! De eerstvolgende rapportage moest uiterlijk 1 december 2023 bij de RVO binnen zijn. Heeft u deze nog niet ingediend, doe dit dan alsnog zo snel mogelijk.

Wettelijk is bepaald over welke aspecten van uw bedrijfsvoering u met betrekking tot energiebesparing moet rapporteren. Dit betreft onder meer een analyse van uw energieverbruik, waaronder een opgave van onbenutte warmtestromen alsmede een inventarisatie van kosteneffectieve CO2-reducerende maatregelen. Ook hiervoor kunt u gebruikmaken van de EML. Voor uw rapportage is wettelijk vastgelegd hoe u de terugverdientijd van een investering en de CO2-reductie dient te berekenen. U kunt voor uw rapportage gebruikmaken van sjablonen die u kunt vinden op de site van de RVO.

Fiscale maatregelen m.b.t. energiebesparing

Voor maatregelen waarvan de terugverdientijd langer is dan vijf jaar, bestaat geen plicht deze uit te voeren. Voor dergelijke maatregelen komt u vaak wel in aanmerking voor de energie-investeringsaftrek (EIA). Deze aftrek is met name bedoeld voor energiebesparende investeringen die, gelet op het rendement, nog onvoldoend rendabel zijn. Door hiervoor een fiscale aftrek te verlenen, dalen de nettokosten van de investering en is deze eerder rendabel.

Alleen bedrijfsmiddelen die op de zogenaamde Energielijst staan, komen voor de EIA in aanmerking. De Energielijst kunt u inzien en downloaden op de site van de RVO en wordt ieder jaar vernieuwd. De EIA levert voor investeringen in het jaar 2025 een extra aftrek van de winst op van 40%. Het totale maximumbedrag dat voor de EIA in aanmerking komt, bedraagt € 151 miljoen. Een investering in een bedrijfsmiddel dat bijvoorbeeld € 100.000 kost en op de Energielijst staat, levert dus een extra aftrek op de winst op van € 40.000. 

Handhaving

Een onderneming die voldoet aan de daarvoor geldende voorwaarden is wettelijk verplicht energiebesparende en/of CO2-reducerende maatregelen te treffen, te rapporteren en/of te informeren. Zijn er maatregelen genomen die niet staan vermeld op de EML, dan is het bevoegd gezag ook gerechtigd te controleren of de genomen alternatieve maatregelen voldoende zijn geweest. Voldoet een onderneming niet aan haar plichten, dat is het bevoegd gezag gerechtigd om eerst een waarschuwingsbrief te versturen. Ook kan het bevoegd gezag een dwangsom opleggen. Het bevoegd gezag is veelal de gemeente, de provincie of het Rijk. De hoogte van de dwangsom moet evenredig zijn aan de ernst van de overtreding en is bedoeld om bedrijven er alsnog toe te brengen de vereiste maatregelen te nemen dan wel te rapporteren en/of te informeren. Een bedrijf moet de dwangsom betalen als niet alsnog aan de wettelijke plichten wordt voldaan, vóór de termijn die daartoe door het bevoegd gezag gesteld is. Bij het vaststellen van deze termijn wordt rekening gehouden met de tijd die nodig is om een geconstateerde overtreding te beëindigen. Een dwangsom kan herhaald worden bij het niet blijven voldoen aan de wettelijke regels. 

Meer informatie: RVO

De energiebesparingsplicht, de informatieplicht en de rapportageplicht bestaan voor de gemiddelde ondernemer uit behoorlijk ingewikkelde regelingen. Er zijn tal van bedrijven die ondernemers deze werkzaamheden tegen betaling uit handen kunnen nemen. Als u googelt op ‘energiebesparingsplicht advies’ blijkt dat er aan adviseurs keuze genoeg is.

Op RVO.nl kunt u terecht voor alle informatie die op uw specifieke situatie, voor uw branche of bedrijf, van toepassing is. Via deze site dient u ook uw rapportages digitaal aan te leveren, waarvoor eHerkenning niveau 2+ of hoger met machtiging RVO-diensten niveau eH2+ nodig is.

Meer informatie: DEB

Voor informatie over de energiebesparingsplicht en rapportageplichten kunt u ook terecht op de site deb.nl (duurzaam energie besparen). DEB verstrekt informatie aan ondernemers die geconfronteerd worden met de wettelijke plichten op dit gebied, maar ook aan ondernemers die niet verplicht zijn tot energiebesparende maatregelen en overwegen om hier uit het oogpunt van kostenbesparing toe over te gaan.

Tip! DEB heeft een praktisch overzicht van alle 149 maatregelen die deel uitmaken van de EML.

DEB werkt samen met tal van branches, zodat de informatie zo veel mogelijk toegespitst is op de persoonlijke situatie van de ondernemer. U kunt op de site van DEB kosteloos inloggen en hier een eigen account aanmaken.

Voorbeeld
Als voorbeeld noemen we de maatregel tot plaatsing van een dubbelwandige vaatwasmachine in grootkeukens, zoals aanwezig in de horeca. Op de site van DEB treft u deze aan bij de maatregelen in de categorie ‘faciliteiten’. De site geeft aan dat een dubbelwandige vaatwasmachine vanwege de dubbele wanden minder warmteverlies heeft, waardoor water niet opnieuw opgewarmd hoeft te worden, wat energie bespaart. Deb.nl bevat ook informatie over beschikbare subsidies en bevat namen en contactinformatie van energieadviseurs. U kunt zich bij DEB aanmelden voor een speciale nieuwsbrief, zodat u altijd op de hoogte bent van het laatste nieuws en de nieuwe maatregelen.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

advieswijzer
26/9/2025
Windmolen

Advieswijzer Informatieplicht energiebesparing

De overheid wil dat ondernemers zo min mogelijk energie verbruiken om zo de uitstoot van schadelijke stoffen, zoals CO2, te beperken. Om energie te besparen, hebben ondernemers die veel energie verbruiken een energiebesparingsplicht. Bovendien moeten deze ondernemers hier iedere vier jaar over rapporteren volgens de informatieplicht. Daarnaast bestaat er voor sommige ondernemers een onderzoeksplicht over energiebesparing.

LEES VERDER

Herzieningsregeling roerende en onroerende goederen

Voor de btw-herzieningsregeling in investeringsgoederen wordt het gebruik van roerende investeringsgoederen gedurende vier jaar en het gebruik van onroerende investeringsgoederen gedurende negen jaar ná het jaar van ingebruikname gevolgd.

Als het investeringsgoed gedurende die periode in meer of mindere mate wordt gebruikt voor btw-belaste en/of btw-vrijgestelde prestaties, kan dit gevolgen hebben voor de bij investering in aftrek gebrachte btw. Die wordt dan mogelijk herzien. Wijzigt het gebruik van btw-belast naar btw-vrijgesteld, dan kan dit betekenen dat btw terugbetaald moet worden. Andersom kan wellicht btw worden teruggevraagd als het gebruik wijzigt van btw-vrijgesteld naar btw-belast.

Herzieningsregeling diensten van minimaal € 30.000

Voor diensten aan onroerende zaken gaat vanaf 2026 ook een btw-herzieningsregeling gelden. Investeringsdiensten aan onroerende zaken vanaf € 30.000 (excl. btw) worden vanaf 2026 gevolgd in het jaar van ingebruikname, plus de vier daaropvolgende jaren. Wijzigt in die periode het gebruik voor btw-belaste en/of btw-vrijgestelde prestaties, dan wordt de btw-aftrek op de investeringsdienst herzien.

Om welke diensten gaat het?

De btw-herzieningsregeling geldt alleen voor diensten die de onroerende zaak meerjarig dienen (investeringsdiensten). Denk hierbij aan het vernieuwen, vergroten, herstellen of vervangen en onderhouden van onroerende zaken, maar ook aan met een verbouwing samenhangende sloopwerkzaamheden.

Ook materialen, installaties, machines en werktuigen die opgaan in dienst en na installatie of montage hun zelfstandigheid verliezen, worden gezien als onderdeel van de investeringsdienst.

Minimaal € 30.000 exclusief btw

Alleen investeringsdiensten van minimaal € 30.000 (excl. btw) worden geraakt door de btw-herzieningsregeling voor diensten. De grens van € 30.000 geldt per dienst. Als bijvoorbeeld een schilder voor € 25.000 (excl. btw) de buitenkozijnen en deuren van een pand schildert en een elektricien voor € 10.000 (excl. btw) werkzaamheden aan de binnenkant van het pand verricht, is de btw-herzieningsregeling niet van toepassing. Beide diensten blijven immers onder de € 30.000.

Let op! De verwachting is dat diensten gesplitst zullen worden, maar tijdens de parlementaire behandeling van de btw-herzieningsregeling is al opgemerkt dat een dienst die kunstmatig wordt opgeknipt in meerdere diensten als één dienst zal worden aangemerkt.

Kunt u nu nog iets doen?

De btw-herzieningsregeling gaat gelden voor investeringsdiensten die vanaf 1 januari 2026 in gebruik worden genomen. Neemt u deze investeringsdiensten dus nog vóór deze datum in gebruik, dan worden ze niet geraakt door de regeling.

Let op! Als ingebruikname mogelijk is vóór 1 januari 2026, lijkt dat verstandig als de nieuwe regeling ertoe leidt dat u afgetrokken btw deels moet terugbetalen. Als het gebruik van uw onroerend goed wijzigt van btw-vrijgesteld naar (deels) btw-belast, kan de regeling echter ook positief uitwerken. In dat geval heeft u namelijk recht op meer btw-aftrek. Als het uitstellen van de ingebruikname tot 2026 mogelijk is, lijkt dat in die situatie verstandig.

nieuws
25/9/2025
Overheid

Anticipeer op btw-herziening diensten vanaf 2026

Voor investeringen in roerende en onroerende goederen geldt nu al een btw-herzieningsregeling. Vanaf 2026 gaat ook een btw-herzieningsregeling gelden voor diensten van minimaal € 30.000 aan onroerende zaken.

LEES VERDER

Fiscale faciliteiten bedrijfsopvolging

Bij schenken of ervan van een onderneming kan, onder voorwaarden, gebruikgemaakt worden van de BOR en de DSR. De BOR betreft een forse vrijstelling en de DSR de mogelijkheid om de te betalen belasting door te schuiven, op voorwaarde dat de onderneming wordt voortgezet.

Wijzigingen per 2025: vrijstelling en voortzetter

Met ingang van 2025 is een groot aantal wijzigingen aangebracht in de BOR en DSR. Zo bedraagt de vrijstelling van de BOR in 2025 100% tot € 1.500.000 en 75% daarboven. De voorwaarde dat de voortzetter al 36 maanden in dienst is bij de onderneming die wordt geschonken, is met ingang van 2025 voor de DSR van aandelen vervallen.

Let op! Voor de DSR van de onderneming in de inkomstenbelasting geldt deze voorwaarde overigens nog wel!

Vanaf 2025 moet de verkrijger van aandelen minimaal 21 jaar oud zijn voor toepassing van de BOR en DSR van aandelen.

Wijzigingen per 2025: voortzettingstermijn en ondernemingsvermogen

De verplichte voortzettingstermijn bedraagt vanaf 2025 drie jaar. 

Let op! Voor verkrijgingen die zich voordoen vóór 1 januari 2025 bedraagt de voortzettingstermijn nog vijf jaar. De termijn van drie jaar geldt alleen voor verkrijgingen vanaf 1 januari 2025.

Voor de berekening van de hoogte van de vrijstelling van de BOR telt in 2025 niet langer 5% van het beleggingsvermogen mee als ondernemingsvermogen. Ook kunnen in 2025 bedrijfsmiddelen met een waarde vanaf € 100.000 die ook voor andere dan zakelijke doeleinden worden gebruikt (bijvoorbeeld voor privé) niet meer geheel tot het ondernemingsvermogen worden gerekend voor de vrijstelling van de BOR.

Let op! Vanaf 2024 wordt aan derden ter beschikking gesteld (waaronder verhuur) onroerend goed standaard aangemerkt als beleggingsvermogen. Dit onroerend goed komt vanaf 2024 dus al niet meer in aanmerking voor de BOR en DSR van aandelen.

Wijzigingen per 2026: voortzettingstermijn en bezitstermijn

Vanaf 2026 wordt het eenvoudiger om in bepaalde situaties van structuur of rechtsvorm te veranderen, zonder dat dit in strijd komt met de verplichte voortzettingstermijn en bezitstermijn.

Ook wordt van die datum het onbedoeld dubbel gebruik van de BOR tegengegaan en treden maatregelen tegen zogenaamde rollatorinvesteringen in werking. Zo geldt vanaf 2026 een langere bezitstermijn voor schenkers en erflaters die later dan twee jaar na hun AOW-leeftijd met de onderneming zijn gestart.

Verder is vanaf 2026 een definitie van preferente aandelen in de wet opgenomen. Aandelen met een wezenlijke voorrang op winst of liquidatieopbrengsten worden als preferent gezien. Deze nieuwe definitie kan gevolgen hebben als sprake is van verschillende soorten aandelen.

Wijzigingen op een later moment

In het Belastingplan 2025 was ook nog het voorstel opgenomen om de BOR en DSR van aandelen vanaf 1 januari 2026 alleen nog maar te laten gelden voor gewone aandelen met een minimaal belang van 5%. Winstbewijzen, opties op aandelen en trackingstocks zouden dan vanaf die datum niet meer voor de BOR en DSR in aanmerking komen. Het is nog onduidelijk of en zo ja wanneer dit voorstel wordt ingevoerd.

Let op! Alle overige wijzigingen zijn al eerder door de Tweede en Eerste Kamer aangenomen en dus definitief.

nieuws
25/9/2025
Juridisch

Wijzigingen in 2026 in bedrijfsopvolgingsfaciliteiten

De bedrijfsopvolgingsregeling, BOR, en de doorschuifregeling, DSR, bij schenken en overlijden zijn de afgelopen jaren flink gewijzigd. Ook per 2026 vinden weer wijzigingen plaats.

LEES VERDER

Aanleiding Baz

Aanleiding van het wetsvoorstel is dat ongeveer 75% van de zelfstandigen op dit moment niet verzekerd is tegen arbeidsongeschiktheid. Dit is over het algemeen omdat ze de kosten te hoog vinden, maar een deel van de zelfstandigen kan zich door leeftijd of ziekte ook niet verzekeren. Het kabinet wil dat zelfstandigen meer zekerheid krijgen over hun inkomen en hoopt daar met het wetsvoorstel Baz voor te zorgen.

Baz

In het wetsvoorstel Baz wordt elke zelfstandige verplicht zich te verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid tot de AOW-leeftijd. Dat kan door deelname aan de Baz, maar ze kunnen ook, onder voorwaarden, voor een private verzekering kiezen.

Ten opzichte van een eerder voorstel zijn er aanpassingen gedaan in het wetsvoorstel dat naar de Raad van State is gestuurd.

Lagere premie

Zo is de premie verlaagd van 6,5 naar 5,4% van de winst van de zelfstandige, met een maximum van naar verwachting € 171 bruto per maand.

Let op! Zelfstandigen die ook in loondienst werken zijn al verzekerd voor arbeidsongeschiktheid. Hebben zij vanuit de WIA al recht op een uitkering op het niveau van het minimumloon, dan hoeven zij straks geen Baz-premie te betalen.

Langere wachttijd

Ook de wachttijd voordat een zelfstandige een AOV-uitkering krijgt, is verlengd naar twee jaar. Dit is vergelijkbaar met de wachttijd van een zieke werknemer voor een WIA-uitkering.

Vervolg

Het wachten is nu op het advies van de Raad van State. Daarna moet het wetsvoorstel nog aan de Tweede Kamer worden aangeboden en moeten zowel de Tweede als de Eerste Kamer nog instemmen. Het is daarom nog niet zeker of, en zo ja vanaf wanneer er een verplichte AOV voor zelfstandigen komt.

nieuws
24/9/2025
Typen

Verplichte AOV voor zelfstandigen weer een stap dichterbij

Het wetsvoorstel Basisverzekering arbeidsongeschiktheid zelfstandigen (Baz) is naar de Raad van State gestuurd. Daarmee is het voorstel voor deze verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) voor zelfstandigen weer een stap dichterbij.

LEES VERDER

Tarieven en schijven inkomstenbelasting box 1 en loonheffing

In 2026 bedraagt het tarief in de inkomstenbelasting en loonheffing tot en met een belastbaar inkomen/loon van € 38.883: 35,70% (2025 tot € 38.441: 35,82%). Hier is dus sprake van een lichte daling (0,12%). 

Bij een inkomen/loon van € 38.883 tot en met € 79.137 bedraagt het tarief in 2026: 37,56% (2025 van € 38.441 tot en met € 76.817: 37,48%), een lichte stijging van 0,08%. 

Boven de € 79.137 (2025: € 76.817) bedraagt het tarief in 2026: 49,5%. Dit tarief is dus niet gewijzigd.

Let op! De schijven zijn niet voor 100%, maar voor 52,8% aangepast aan de inflatie. Het kabinet wil hierbij het gat opvullen dat ontstaat door het terugdraaien van de btw-verhoging op cultuur, media en sport.

Tarief box 2

Het tarief in box 2 is in 2026, net als in 2025, gedifferentieerd: 24,5% en 31%. Tot een inkomen in box 2 van € 68.843 (fiscale partners € 137.686) bedraagt het tarief 24,5%, daarboven 31%. In 2025 ligt die grens nog op € 67.804 (fiscale partners € 135.608).

Let op! Heef u in 2025 nog geen inkomsten in box 2? Maak dan nog gebruik van het lagere tarief van 24,5% door een dividenduitkering te doen tot maximaal € 67.804 (fiscale partners € 135.608).

Overleg hierover wel eerst met onze adviseurs. Een dividenduitkering kan namelijk ook de algemene heffingskorting, uw vermogen in box 3 en eventuele excessieve leningen beïnvloeden.

Tarief box 3

Het tarief dat u in 2026 betaalt in box 3 blijft  net gelijk ten opzichte van 2025, namelijk 36%.

Heffingskortingen

De maximale heffingskortingen zijn in 2026 ten opzichte van 2025 allemaal iets hoger. Zo bedraagt de maximale algemene heffingskorting in 2026 € 3.115 (2025: € 3.068) en maximale arbeidskorting € 5.712 (2025: € 5.599).

Verdere verlaging zelfstandigenaftrek

In 2026 heeft de ondernemer in de inkomstenbelasting, waaronder de zzp’er, recht op lagere ondernemersfaciliteiten. Dit komt door de forse daling van de zelfstandigenaftrek van € 2.470 in 2025 naar € 1.200 in 2026.

Let op! Houd er rekening mee dat de zelfstandigenaftrek in 2027 nog verder daalt naar € 900.

De mkb-winstvrijstelling is in 2026 gelijk gebleven ten opzichte van 2025, namelijk 12,7%.

Tarief vennootschapsbelasting ongewijzigd

Het tarief in de vennootschapsbelasting is in 2026 gelijk aan 2025: 19% voor de winst tot en met € 200.000 en 25,8% daarboven.

Nog niet definitief

Nog niet alle wijzigingen staan definitief vast omdat ze zijn opgenomen in het Belastingplan 2026. Dit wetsvoorstel moet straks eerst nog door de nieuwe Tweede Kamer (na de verkiezingen) worden aangenomen. Daarna moet ook de Eerste Kamer nog instemmen.

nieuws
23/9/2025
Belastingdienst

Nieuwe belastingtarieven, -kortingen en faciliteiten 2026

Wat zijn de voorgenomen wijzigingen per 2026 van de belastingtarieven, -kortingen en ondernemersfaciliteiten? In dit artikel geven we een overzicht van een aantal wijzigingen.

LEES VERDER

Fiets van de zaak

Stelt u een fiets aan een werknemer ter beschikking die de werknemer voor privé mag gebruiken, dan moet u een bijtelling toepassen. Mag een werknemer de fiets ook voor woon-werkverkeer gebruiken, dan wordt deze fiets geacht in ieder geval ook voor privégebruik ter beschikking te staan. Per kalenderjaar geldt bij privégebruik een bijtelling van 7% van de consumentenadviesprijs van de fiets.

Over deze bijtelling moet u loonbelasting/premies volksverzekeringen inhouden, premies werknemersverzekeringen betalen en werkgeversheffing Zvw betalen of de bijdrage Zvw inhouden.

Tip! U kunt er ook voor kiezen om de bijtelling aan te wijzen in de vrije ruimte, mits aan de gebruikelijkheidstoets wordt voldaan. Als uiteindelijk blijkt dat u de vrije ruimte in een jaar overschrijdt, dan betaalt u als werkgever 80% eindheffing over de overschrijding. Houd hier rekening mee bij de keuze om de bijtelling wel of niet aan te wijzen in de vrije ruimte.

Geen bijtelling meer bij weinig thuis stallen

De regels voor de bijtelling leiden in sommige gevallen tot ongewenste uitkomsten. Denk bijvoorbeeld  aandeel- en hubfietsen die door een werkgever ter beschikking worden gesteld voor een deel van het woon-werkverkeer. Om die reden komt er een regeling voor fietsen die niet of slechts incidenteel (niet meer dan 10% van de tijd) bij het woon- of verblijfadres van de werknemer worden gestald. Voor deze fietsen hoeft geen bijtelling meer te worden toegepast. Dit geldt overigens niet alleen voor deel- en hubfietsen, maar voor alle fietsen die niet meer dan 10% van de tijd bij het woon- of verblijfadres worden gestald.

Let op! Heeft de werknemer niet de beschikkingsmacht over de fiets in de periode dat deze bij zijn woon- of verblijfadres is, dan is in ieder geval geen sprake van stallen van de fiets. Dit doet zich bijvoorbeeld voor als een deelfiets in de app is ingeleverd.

Al vanaf 2020

De regel gaat in per 1 januari 2026, maar heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2020. Heeft u ten onrechte bijtelling toegepast vanaf die datum, dan kunt u vanaf 1 januari 2026 de afgedragen belasting terugvragen. U moet dan wel aannemelijk kunnen maken dat de fiets voor niet meer dan 10% van de tijd thuis gestald is. Bovendien moet de fiets ook alleen voor (een deel van) het woon-werkverkeer zijn en niet privé zijn gebruikt.

Ook voor ondernemers

De nieuwe regels gelden niet alleen voor werknemers, maar ook voor ondernemers die een fiets van de zaak gebruiken.

Belastingplan 2026

Het voorgaande is nog niet definitief. Het is opgenomen in het Belastingplan 2026, welke nog door de nieuwe Tweede Kamer (na de verkiezingen) moet worden aangenomen. Daarna moet de Eerste Kamer ook nog instemmen.

nieuws
23/9/2025
Fiets

Geen bijtelling bij incidenteel thuis stallen fiets van de zaak

Voor de fiets die een werkgever ook voor privégebruik ter beschikking stelt aan een werknemer geldt een bijtelling van 7%. Wordt die fiets alleen voor woon-werkverkeer gebruikt en niet of incidenteel bij het woonadres van de werknemer gestald, dan hoeft straks geen bijtelling meer toegepast te worden.

LEES VERDER