In een zaak die onlangs behandeld werd door de rechtbank in Den Haag, had de dga van een bv € 250.000 geïnvesteerd in crypto-tokens. De overeenkomst omtrent de investering was gesloten met een vennootschap die gevestigd was in de Verenigde Arabische Emiraten. Kort na de investering werd duidelijk dat er sprake was van oplichting en dat de investering als verloren kon worden beschouwd.
Voor de rechtbank stond de vraag centraal of de investering voor rekening van de dga of van de bv was gedaan. De bv en de dga waren van mening dat er sprake was geweest van een investering door de bv. Zij wilden het verlies dan ook ten laste van de winst van de bv brengen. De inspecteur was van mening dat de dga in privé in de crypto-tokens had gehandeld en achtte het verlies dan ook niet aftrekbaar voor de bv.
Volgens de rechtbank bleek uit de stukken dat de overeenkomst met de vennootschap uit de Verenigde Arabische Emiraten door de dga in privé gesloten was. Dat de dga als bestuurder van de bv of in opdracht van de bv had gehandeld, bleek niet uit de feiten. Volgens de rechtbank was niet van belang dat de investering vanaf een rekening van de bv was gedaan. Ook het feit dat de investering als ‘effecten’ in de jaarrekening geboekt was, maakte geen verschil. Ten tijde van de opstelling ervan was immers al duidelijk dat de investering waardeloos moest worden geacht.
Een en ander leidde tot de conclusie dat er sprake was van een winstuitdeling ter grootte van € 250.000. De rechtbank was het met de inspecteur eens dat de dga hiervoor in box 2 belast diende te worden.
Tip! Investeert u als dga vanuit uw bv? Maak met uw bv afspraken over deze investering en leg deze zorgvuldig vast.
Als u via uw bv investeert in cryptovaluta of andere vormen van belegging, is van belang dat duidelijk vastligt of het een investering van uw bv betreft of dat u als dga in privé investeert. Dit moet blijken uit de feiten en omstandigheden. Is een en ander onvoldoende duidelijk, dan kan dit in bepaalde situaties tot een ongunstige belastingafrekening leiden.
LEES VERDER
In een zaak die op 6 september 2024 speelde voor de Hoge Raad was de vrijstelling en het tarief dat in de erfbelasting geldt voor kinderen, niet toegepast op de erfenis die een niet erkend kind had verkregen van zijn biologische vader. Bij een niet-erkend kind is namelijk geen sprake van de voor de kind-vrijstelling en het kind-tarief benodigde bloedverwantschap maar enkel van biologische verwantschap.
In de betreffende zaak had een kind geërfd van zijn biologische vader. Die kon het kind niet erkennen, omdat de biologische moeder daar in eerste instantie geen toestemming voor gaf en haar partner het kind heeft erkend. Formeel bestond er dus geen familierechtelijke betrekking tussen de biologische vader en het kind. Tussen beiden bestond wel een familieleven (family life volgens het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens – EVRM). Toch kon er conform de wettelijke bepalingen geen kind-vrijstelling en -tarief worden toegepast.
De Hoge Raad stelde vast dat in de casus wel sprake was van schending van het discriminatieverbod, omdat er een nauwe persoonlijke band (family life) tussen de vader en het kind aanwezig was. De Hoge Raad liet de aanslag erfbelasting met de lagere vrijstelling en het hogere tarief echter in stand en liet de beslissing om rechtsherstel te bieden voor de schending van dit discriminatieverbod over aan de wetgever.
Er is inmiddels een wetsvoorstel in voorbereiding waarin de schending van het discriminatieverbod wordt weggenomen. De beoogde inwerkingtreding is 1 januari 2026.
Verder is bekendgemaakt dat in bovengenoemde casus op verzoek de hardheidsclausule is toegepast. Andere erfgenamen in soortgelijke situaties kunnen eveneens een beroep op deze hardheidsclausule doen.
Daarbij is wel van belang dat aangetoond wordt dat er een biologische relatie tussen beiden bestaat. In de zaak die voor de Hoge Raad speelde had de erfgenaam dit aangetoond via een DNA-test. Verder is vereist dat er aantoonbaar een vorm van family life is geweest tussen vader en biologisch niet-erkend kind. In genoemde casus bleek dit bijvoorbeeld uit een beschikking van de rechtbank, waarin een omgangsregeling was vastgelegd.
Als biologische niet-erkende kinderen van hun vader een erfenis krijgen, bestaat wettelijk gezien geen recht op de hogere vrijstelling en geen recht op het lagere tarief dat geldt voor kinderen in de erfbelasting. Met een beroep op de hardheidsclausule kan nu, onder voorwaarden, toch recht bestaan op deze hogere vrijstelling en het lagere tarief.
LEES VERDER
Vanuit het buitenland aangeworven werknemers die in Nederland arbeid verrichten, kunnen onder voorwaarden gebruikmaken van de zogenaamde 30%-regeling. Als zij deze regeling kunnen toepassen mag 30% van het loon, met een maximum van € 73.800 (2025), netto uitbetaald worden. De 30%-regeling geldt voor een periode van maximaal vijf jaar.
Een van de voorwaarden voor toepassing van de 30%-regeling is dat de werknemer voorafgaand aan de dienstbetrekking meer dan 16 maanden van de voorgaande 24 maanden buiten Nederland woonde. En dit moet op meer dan 150 kilometer van het dichtstbijzijnde punt van de Nederlandse grens zijn.
Let op! Er gelden nog meer voorwaarden. Laat u daarover goed informeren door onze adviseurs.
Wat betekent het als een werknemer gedurende de looptijd van de 30%-regeling bij u als een nieuwe werkgever wil gaan werken? Kan de nieuwe werkgever dan ook de 30%-regeling toepassen als de oorspronkelijke looptijd van de 30%-regeling van vijf jaar nog niet verstreken is?
Ja dat kan, als de nieuwe werkgever en de werknemer daar gezamenlijk om verzoeken én er tussen het einde van de tewerkstelling bij de oude werkgever en de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst bij de nieuwe werkgever niet meer dan drie maanden zitten.
Let op!Daarnaast moet de nieuwe werkgever ook aannemelijk maken dat voldaan wordt aan alle voorwaarden die gelden voor de 30%-regeling.
De toepassing van de driemaandstermijn is strikt, zo oordeelde een rechtbank. Een werknemer verzocht bij de rechtbank tevergeefs om voortzetting van de 30%-regeling. De driemaandstermijn was in zijn geval overschreden vanwege meerdere malen uitstel gedurende de sollicitatieperiode. Dat uitstel was geïnitieerd door de werkgever en niet te wijten aan de werknemer. De rechtbank oordeelde echter dat dit geen reden was om de driemaandstermijn niet toe te passen. Gevolg was dat de nieuwe werkgever de 30%-regeling niet mocht toepassen voor de werknemer.
Tip! Neemt u een nieuwe werknemer in dienst waarvoor de vorige werkgever de 30%-regeling toepaste? Houd dan rekening met de driemaandstermijn!
Kunt u voor een nieuwe werknemer de 30%-regeling toepassen als zijn vorige werkgever dat ook deed en de looptijd van vijf jaar nog niet verstreken is? Dat kan onder voorwaarden, maar houdt daarbij in ieder geval de driemaandstermijn in de gaten.
LEES VERDER
EHerkenning is voor organisaties en voor veel bedrijven noodzakelijk om belastingaangifte te kunnen doen. Via een compensatieregeling kan één Belastingdienst eH3-inlogmiddel per organisatie per jaar vergoed worden. U krijgt alleen vergoeding als u het speciale Belastingdienst eH3-inlogmiddel heeft aangeschaft. De vergoeding bedraagt € 24,20 inclusief btw per kalenderjaar.
Tip! Ook als u een bestaand eHerkenningsmiddel heeft omgezet naar het Belastingdienst eH3-inlogmiddel, komt u voor compensatie in aanmerking.
U kunt deze compensatie digitaal aanvragen bij RVO.nl. U heeft hiervoor het speciale Belastingdienst eH3-inlogmiddel nodig. Voor het kalenderjaar 2024 kunt een aanvraag indienen tot en met 30 september 2025.
Let op! Het inlogmiddel eH3 van de Belastingdienst is dus niet bruikbaar voor andere zaken waarvoor eHerkenning vereist is.
De compensatieregeling voor het eH3-inlogmiddel is niet beschikbaar voor eenmanszaken en zzp’ers. Zij kunnen hun belastingaangiftes namelijk indienen met behulp van DigiD en hebben daarom geen eHerkenning nodig.
Hoeft of kunt u zich niet inschrijven bij de KVK en moet u wel online aangifte doen, dan komt u wellicht in aanmerking voor een speciale compensatieregeling voor het speciale ‘eH3 zonder KVK-nummer inlogmiddel’. Ook hier geldt dat deze tegemoetkoming, die € 36,24 (incl. btw) per kalenderjaar bedraagt, per aanvraagperiode eenmalig verstrekt wordt. Voor het kalenderjaar 2024 kunt u deze regeling aanvragen van 18 augustus tot en met 31 december 2025, voor het kalenderjaar 2025 van 1 januari 2026 tot en met 30 september 2026.
Heeft u geen eH3-inlogmiddel, geen DigiD en geen ‘eH3 zonder KVK-nummer inlogmiddel’ en moet u wel online aangifte doen, dan kunt u per aanvraagperiode eenmalig compensatie aanvragen voor de kosten die samenhangen met de noodzakelijke aanschaf van het eHerkenning PROBAS-inlogmiddel. Deze tegemoetkoming bedraagt € 36,30 (incl. btw) per kalenderjaar. Hier geldt dat u deze eenmalige compensatie voor het kalenderjaar 2024 kan aanvragen tot en met 31 december 2025 en voor het kalenderjaar 2025 van 1 januari 2026 tot en met 31 december 2026.
Moest u over 2024 online aangifte doen, maar was dit via alle bovengenoemde alternatieven niet mogelijk, dan kan onder voorwaarden compensatie worden aangevraagd óf voor de kosten van de aanschaf van een softwarepakket waarmee u wel belastingaangifte kan of kon doen, óf voor de kosten van het door een intermediair laten indienen van de belastingaangifte. Deze compensatie bedraagt maximaal € 450. Een aanvraag kan worden ingediend binnen twaalf maanden na afloop van het kalenderjaar waarin de aangifte is ingediend, voor het belastingjaar 2024 is dat dus in 2025.
Organisaties en ondernemingen die verplicht online aangifte moeten doen, maar die hiervoor speciaal een inlogmiddel moesten of moeten aanschaffen, kunnen in aanmerking komen voor compensatie. Er zijn voor verschillende omstandigheden verschillende compensaties.
LEES VERDER
De EIA is een extra aftrek op de winst voor ondernemers die investeren in nieuwe, energiebesparende producten. De extra aftrek bedraagt in 2025 40%. De EIA kent enkele voorwaarden. Zo moet het investeringsbedrag minstens € 2.500 bedragen tot maximaal € 151 miljoen. Het fiscale voordeel dat uw afnemer ontvangt is uiteraard interessant voor u als leverancier van het betreffende product.
Als u een product op de Energielijst wilt plaatsen, moet u hiervoor een voorstelformulier gebruiken. U vindt dit op RVO.nl. In dit voorstel moet u onder meer uitgebreid uw product omschrijven. Ook is vereist dat u de terugverdientijd van uw product aangeeft. Deze kunt u berekenen via de besparing ten opzichte van het best vergelijkbare alternatief en de energieprijzen die op de Energielijst staan vermeld.
Let op! Uw voorstel moet u uiterlijk 1 september 2025 mailen naar energielijst@rvo.nl.
Handelt u in energiebesparende producten, dan kunt u nog tot en met 1 september 2025 een voorstel indienen om één of meer producten per 2026 op de Energielijst te krijgen. Alleen producten die op de Energielijst staan, komen in aanmerking voor de Energie-investeringsaftrek, EIA.
LEES VERDER
Slim-subsidie is mogelijk voor:
a. de doorlichting van de onderneming, uitmondend in een opleidings- of ontwikkelplan en gericht op het inzichtelijk maken van de scholingsbehoefte vanuit het perspectief van de onderneming;
b. het verkrijgen van loopbaan- of ontwikkeladviezen ten behoeve van werkenden in de onderneming of, in geval van een samenwerkingsverband, werkenden in andere mkb-ondernemingen;
c. het ondersteunen en begeleiden bij het ontwikkelen of invoeren van een L&O-methode.
Let op! Activiteiten die alleen ten goede komen aan bestuurders of eigenaren van een onderneming, komen niet in aanmerking voor de subsidie. Dit is vanaf 2025 expliciet in de regeling opgenomen. De bestuurder of eigenaar mag overigens wel deelnemen aan de activiteit, maar dus niet de enige doelgroep zijn.
Zowel kleine als middelgrote ondernemingen kunnen een beroep doen op deze regeling. De maximale subsidie bedraagt in 2025 60% van de subsidiabele kosten.
Let op! In 2024 gold voor kleine ondernemingen nog een percentage van 80%. Vanaf 2025 is het onderscheid tussen klein en middelgrote ondernemingen op dit punt verdwenen en bedraagt het percentage voor beiden 60%.
Per aanvraag kan maximaal € 25.000 subsidie worden aangevraagd. Voor landbouwbedrijven bedraagt dit maximum € 20.000.
Voor slim-regeling van mkb-ondernemingen was in het eerste aanvraagtijdvak al € 12,5 miljoen budget beschikbaar. In het tweede aanvraagtijdvak dat dus loopt van 1 tot 30 september 2025 is het budget eveneens € 12,5 miljoen.
Let op! Bij overschrijding van het budget vindt de volgorde van behandeling van de subsidie aanvragen plaats door loting.
Het aanvragen van de subsidie kan via het subsidieportaal van Uitvoering Van Beleid. Bij het verlenen van de subsidie wordt een voorschot van 50% van het subsidiebedrag uitbetaald.
Voor SLIM-subsidies tot € 25.000 hoeft vanaf 2025 achteraf geen verzoek tot vaststelling meer te worden ingediend. Deze subsidie wordt ambtshalve vastgesteld. Ook de verplichtingen tot het maken van een evaluatieverslag en het bijhouden van een administratie zijn met ingang van 2025 vervallen voor subsidies tot € 25.000. U moet nog wel een financiële administratie bijhouden met facturen, betaalbewijzen en onderbouwing van bestede uren.
Tip! Als de subsidiabele activiteiten niet op tijd zijn afgerond door omstandigheden die niet aan de subsidie aanvrager te wijten zijn, kan maximaal drie maanden uitstel gevraagd worden.
Let op! Kijk voor alle voorwaarden en meer informatie op de website Uitvoering van beleid SZW.
Vanaf 1 september 2025 9.00 uur tot en met 30 september 2025 17.00 uur is het weer mogelijk om een aanvraag voor de Slim-regeling voor individuele mkb-ondernemingen te doen. De SLIM-regeling (de Stimuleringsregeling Leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen) kan u helpen personeel gemotiveerd én gekwalificeerd te houden.
LEES VERDER
In de voorjaarsnota 2025 is al aangekondigd dat het UWV vanaf 1 september 2025 weer zal gaan starten met de vereenvoudigde beoordeling van werknemers die bij einde van de wachttijd 60 jaar of ouder zijn. Bij akkoord van zowel de werkgever als de werknemer, gaat deze groep over het algemeen niet meer langs de verzekeringsarts, maar alleen langs de arbeidsdeskundige. Daarna ontvangen ze veelal een WGA 80-100 uitkering tot aan de AOW-leeftijd. Deze wordt gefinancierd vanuit het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) en daardoor niet toegerekend aan werkgevers.
Let op! Het UWV is inmiddels begonnen met de voorbereiding van de herinvoering van de WIA-claimbeoordeling 60-plus per 1 september 2025. De bedoeling is dat de tijdelijke invoering 2 jaar loopt en dus eindigt per 31 augustus 2027.
Het huidige kwijtscheldbeleid van WIA-voorschotten wordt structureel gemaakt. Hierdoor krijgen mensen, die in afwachting van hun WIA-beoordeling een voorschot krijgen, de zekerheid dat ze dit voorschot niet terug hoeven te betalen.
Let op! Als na de WIA-beoordeling blijkt dat er in de voorschotperiode recht bestond op een WGA- of WW-uitkering, kan het voorschot wel met deze uitkeringen worden verrekend.
De maatregel praktisch beoordelen is tijdelijk ingevoerd van 1 juli 2024 tot 1 juli 2027. Werkt iemand bij een WIA-aanvraag, dan wordt het arbeidsongeschiktheidspercentage bij praktisch beoordelen bepaald aan de hand van het inkomen dat met dat werk verdiend wordt. Het plan is om deze maatregel vanaf 1 juli 2027 voort te zetten.
Demissionair minister van SZW is ook van plan om het medisch advies van de bedrijfsarts over de belastbaarheid van de zieke werknemer leidend te maken bij de toets van het UWV op re-integratie inspanningen. Hierdoor zullen loonsanctie door een medisch verschil van inzicht tussen de bedrijfsarts en de verzekeringsarts zich niet meer voordoen.
Let op! De demissionaire minister streefde er naar om een wetsvoorstel met deze maatregel voor de zomer 2026 bij de Tweede Kamer in te dienen. Het is uiteraard nog niet bekend of dit voornemen door het nieuwe kabinet straks wordt overgenomen.
De verwachting is dat de achterstanden bij de sociaal-medische beoordelingen voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering (WIA) flink oplopen de komende jaren. Om die reden voert het demissionaire kabinet maatregelen in om deze achterstanden te beperken. Een aantal van die maatregelen hebben wij voor u op een rij gezet.
LEES VERDER
Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch boog zich over deze vraag in een zaak waarbij het ging om een leegstaand kantoor dat al enkele jaren te koop stond. De eigenaar vocht de aanslagen voor de gebruikersheffing ozb, rioolheffing en zuiveringsheffing bedrijven aan, omdat er naar zijn mening geen sprake was van gebruik van het pand. De rechtbank had de aanslagen vernietigd, waarna de inspecteur in hoger beroep was gegaan.
Het Hof leidde uit de wetsgeschiedenis af dat er geen sprake is van gebruik als panden daadwerkelijk leeg staan, dus ook geen meubilair bevatten. Volgens rechtspraak uit het verleden wordt het bewust leeg laten staan van een pand weer wel gezien als gebruik. Dit is echter weer anders als een leegstaand pand is aangehouden of is aangeschaft voor handels- en/of beleggingsdoeleinden. Dan is er weer geen sprake van gebruik.
In het betreffende geval was sprake van onvrijwillige leegstand. Ook werden er geen werkzaamheden verricht om het pand weer in gebruik te kunnen nemen. Het pand werd dan ook niet aangehouden ter bevrediging van de eigen behoefte van de eigenaar en duurzaam gebruik door hem viel niet meer te verwachten. Het Hof kwam op basis hiervan tot de conclusie dat de aanslag gebruikersheffing ozb onterecht was opgelegd.
Ook de aanslag rioolrecht verdween in de prullenmand, omdat volgens het Hof ook voor deze heffing niet kon worden gesproken van ‘gebruik’.
Dat was anders voor de aanslag zuiveringsheffing. Deze bleef gehandhaafd, omdat hiervoor de beschikkingsmacht over het pand voldoende is en niet vereist is dat de ruimte ook daadwerkelijk wordt gebruikt.
Voor panden die geen woning zijn, kan behalve een aanslag onroerendezaakbelasting (ozb) voor de eigenaar ook een aanslag ozb aan de gebruiker worden opgelegd. Daarbij is het de vraag of deze aanslag gebruikersheffing ozb ook kan worden opgelegd wanneer een pand leeg staat. Het pand wordt dan immers niet gebruikt.
LEES VERDER
Uw onderneming heeft in het Handelsregister één of meer SBI-codes. Deze codes geven aan wat de activiteiten van uw onderneming zijn. Elke bedrijfsactiviteit kent een aparte SBI-code.
De SBI-codes worden door verschillende instanties gebruikt. Daarom is het belangrijk dat in het Handelsregister de juiste SBI-codes zijn vermeld. Daarmee voorkomt u dat bijvoorbeeld een vergunning ten onrechte wordt geweigerd of een bank geen lening aan u wil verstrekken.
Let op! De KVK heeft op de website nog meer uitleg gegeven waarom het belangrijk is dat de juiste SBI-codes zijn opgenomen in het Handelsregister.
Van 5 tot en met 7 september 2025 vervangt de KVK waar nodig in het Handelsregister de huidige SBI-codes door een of meerdere nieuwe codes. Het is belangrijk om daarna te controleren of in het Handelsregister de juiste SBI-codes bij uw onderneming zijn opgenomen.
Let op! De nieuwe SBI-codes kunt u hier opzoeken. Ook de huidige SBI-codes die dateren uit 2008 kunt u daar nog terugvinden.
Codes die nu uit vier cijfers bestaan, worden omgebouwd tot vijf cijfers door toevoeging van een extra nul. Sommige codes veranderen helemaal. Verder zijn er geen aparte codes meer voor online verkoop of verkoop via een fysieke winkel. Er zijn ook nieuwe codes, bijvoorbeeld een code voor ‘bemiddeling en tussenpersonen’. Onder deze code vallen marktplaatsen en vergelijkingssites.
Let op! Kijk voor meer wijzigingen hier.
De Kamer van Koophandel, KVK, past begin september 2025 de SBI-codes in het Handelsregister aan. Daarom is het advies uw inschrijving bij de KVK te controleren.
LEES VERDER
De wijzigingsmogelijkheid is opgenomen in het overzicht ‘betalen en ontvangen’, dat een onderdeel is van uw persoonlijke site op Mijn Belastingdienst. In dit overzicht kunt u zien welke bedragen u voor een aantal belastingen en toeslagen nog aan de Belastingdienst moet betalen en welke u nog ontvangt.
De nieuwe mogelijkheid is een stuk efficiënter. Tot nu toe moest voor een wijziging van het rekeningnummer een machtigingsformulier worden aangevraagd, dat na invulling van de benodigde gegevens moest worden opgestuurd. Nu is nog slechts uw DigiD en uw bankapp nodig.
Een wijziging van het bankrekeningnummer treedt per direct in werking. Het is nog niet mogelijk een latere ingangsdatum in te voeren. Het kan echter voorkomen dat een afschrijving nog van het oude bankrekeningnummer plaatsvindt als een wijziging vlak vóór het moment van afschrijving is doorgegeven. In dat geval zal vanaf de volgende afschrijving het nieuwe bankrekeningnummer worden gebruikt.
Let op! Het inzien en wijzigen van een bankrekeningnummer kan ook worden gedaan door een gemachtigde.
U krijgt direct te zien of een wijziging gelukt is, of dat de Belastingdienst dit nog aan het verwerken is. In dat geval kunt u op een later moment de wijziging nog eens controleren. U ontvangt ook altijd een schriftelijke bevestiging.
Tip! Online wijzigen is niet verplicht, dus u kunt desgewenst wijzigingen ook schriftelijk door blijven geven.
Als u uw motorrijtuigenbelasting, voorlopige aanslag inkomstenbelasting of voorlopige aanslag Zorgverzekeringswet betaalt via een automatische incasso, kunt u voortaan uw bankrekeningnummer online inzien en wijzigen.
LEES VERDER