ACTUEEL

Zoek:
Filter op soort artikel:
Thank you! Your submission has been received!
Oops! Something went wrong while submitting the form.

Griffierecht

Voor de behandeling van een ingesteld beroep, hoger beroep en beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. De hoogte ervan hangt af van de instantie waar u procedeert, van de vraag of u al dan niet een natuurlijk persoon bent en van de belastingsoort waartegen u procedeert. De hoogte van het griffierecht varieert in 2025 van € 53 tot € 579.

Betalingsonmacht

Om de rechtsgang zo min mogelijk te beperken, is geregeld dat onvermogenden geen griffierecht hoeven te betalen. Bij een zaak die onlangs speelde voor de Hoge Raad, maakte de Hoge Raad nieuwe richtlijnen bekend over de vraag wanneer sprake is van onvermogen.

Wanneer onvermogen?

De Hoge Raad geeft aan dat sprake is van onvermogen als een belastingplichtige een maandelijks netto-inkomen heeft dat minder is dan 95% van de voor een alleenstaande geldende maximale bijstandsnorm. De werkelijke gezinssamenstelling is hiervoor niet van belang. Bovendien mag een belastingplichtige niet beschikken over vermogen waaruit het verschuldigde griffierecht kan worden betaald. Ook het inkomen en vermogen van een eventuele fiscale partner moet hierbij in aanmerking worden genomen.

Toetsmoment

De hoogte van het inkomen en vermogen worden bepaald in de periode tussen het moment dat de griffier voor de eerste maal op de verschuldigdheid van het griffierecht heeft gewezen en het einde van de voor de betaling ervan gestelde termijn.

Verruiming

De nieuwe richtlijnen betekenen een verruiming van de vrijstelling tot betaling van griffierecht. In een eerder arrest uit 2015 werd nog uitgegaan van onvermogen als het inkomen minder dan 90% van genoemde bijstandsnorm bedroeg. 

Let op! De verruimde vrijstelling geldt met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2021.

nieuws
8/12/2025
Juridisch

Verruiming richtlijnen betalingsonmacht griffierecht

Als u het niet eens bent met een aanslag of andere beslissing van de belastinginspecteur, kunt u hiertegen bezwaar aantekenen. Wordt dit afgewezen, dan kunt u in beroep bij de rechter en daarna eventueel in hoger beroep en cassatie. Voor een behandeling door de rechter moet u in principe griffierecht betalen.

LEES VERDER

Kerstarrest

De Hoge Raad oordeelde in 2021 in het zogenaamde Kerstarrest dat de forfaitaire box 3-heffing vanaf 2017 in strijd is met het Europees recht. De Hoge Raad bood in die casus rechtsherstel door aan te sluiten bij het werkelijke rendement. Alle bezwaarschriften die meeliepen in de massaalbezwaarprocedure werden vervolgens in een collectieve uitspraak op bezwaar op 4 februari 2022 gegrond verklaard. Hierdoor kwamen die aanslagen allemaal onherroepelijk vast te staan. Een beroep bij de rechtbank is dan niet meer mogelijk.

Andere verdeling box 3-inkomen partners

Fiscale partners kunnen hun box 3-inkomen in de aangifte onderling verdelen. In de wet is opgenomen dat een andere verdeling alleen kan tot het moment waarop de beide aanslagen onherroepelijk vaststaan. Aanslagen uit de massaalbezwaarprocedure kwamen op 4 februari 2022 onherroepelijk vast te staan. Op grond van de wet is het daarom niet meer mogelijk om de verdeling van het box 3-inkomen na 4 februari 2022 aan te passen.

De Belastingdienst stuurde echter pas ná 4 februari 2022 de nieuwe berekeningen van het box 3-inkomen op basis van het rechtsherstel. Met dit nieuwe box 3-inkomen zou in bepaalde situaties een andere verdeling van het box 3-inkomen optimaler kunnen zijn. De Belastingdienst staat dit echter niet meer toe, omdat de aanslagen op 4 februari 2022 onherroepelijk vast zijn komen te staan.

Vragen rechtbank aan Hoge Raad

Rechtbank Den Haag twijfelt aan het standpunt van de Belastingdienst. Onder meer omdat op 4 februari 2022 nog niet duidelijk was wat de collectieve uitspraak voor het box 3-inkomen van individuele belastingplichtigen zou betekenen. De nieuwe berekeningen van het box 3-inkomen werden immers pas ná die tijd bekend. De rechtbank stelde daarom de volgende vragen aan de Hoge Raad:

  1. Kan de verdeling van het box 3-inkomen nog gewijzigd worden als een aanslag onherroepelijk vast is komen te staan na een collectieve uitspraak op bezwaar als op dat moment de gevolgen van die uitspraak nog niet duidelijk zijn voor een individuele belastingplichtige?
  2. Zo ja, tot wanneer kunnen fiscale partners dan een verzoek tot wijziging doen?

Advies AG

AG Koopman adviseert de Hoge Raad om het wijzigen van de verdeling tussen fiscale partners in deze situatie toe te staan. De AG vindt dat een verzoek tot wijziging mogelijk moet zijn tot zes weken na de beschikking waarin het rechtsherstel is opgenomen. Het wachten is nu op het eindoordeel van de Hoge Raad.

Let op! Is het in uw situatie optimaler om te kiezen voor een andere verdeling van het box 3-inkomen? Doe dan zo spoedig mogelijk een verzoek daartoe – waar mogelijk binnen zes weken na de rechtsherstelbeschikking – samen met uw fiscale partner. Mogelijk kan later door de Belastingdienst aan dit verzoek tegemoetgekomen worden. Een en ander zal afhankelijk zijn van de antwoorden van de Hoge Raad.

nieuws
5/12/2025

Mogelijkheid andere partnerverdeling na rechtsherstel box 3

De Belastingdienst vermindert uw box 3-inkomen na de massaalbezwaarprocedure. Uw definitieve aanslag staat dan onherroepelijk vast. Kunt u dan uw box 3-inkomen nog anders verdelen met uw fiscale partner? De Belastingdienst vindt van niet, maar een AG adviseert de Hoge Raad dit toe te staan.

LEES VERDER

WBSO

Onder de WBSO, Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk, kunt u als werkgever een fiscale tegemoetkoming krijgen voor de loonkosten die gemoeid zijn bij Research & Development. Heeft u recht op WBSO, dan verrekent u de toegekende tegemoetkoming met de af te dragen loonheffing. De hoogte van de tegemoetkoming is afhankelijk van de kosten van Research & Development. 

Tip! Een startende onderneming krijgt een hogere tegemoetkoming.

Hogere eerste schijf

De Tweede Kamer heeft een voorstel tot wetswijziging aangenomen om de eerste schijf in de WBSO in 2026 eenmalig te indexeren met 2,9%. Deze eerste schijf stijgt daardoor van € 380.000 in 2025 naar € 391.020 in 2026. Aangezien er al jarenlang geld in de WBSO-regeling overblijft (in 2024 € 116 miljoen) was er ruimte voor deze indexatie.

Let op! De Tweede Kamer heeft ook een verzoek bij de ministeries van EZK en Financiën neergelegd om in het Belastingplan 2027 een voorstel te doen om de schijfgrens structureel te indexeren.

Wat betekent dit?

De verhoging van de eerste schijf betekent het volgende.

 Tarief/Grens  2025  2025
 Tarief 1e schijf  36%  36%
 Tarief 1e schijf starters  50%  50%
 Grens 1e schijf  € 380.000  € 391.020
 Tarief 2e schijf  16%  16%

Verzilveringsproblematiek

De Tweede Kamer heeft de regering ook verzocht om een oplossing uit te werken voor de verzilveringsproblematiek in de WBSO. Start- en scale-ups kunnen de WBSO namelijk vaak niet volledig verzilveren, omdat hun loonsom in de beginfase te laag is. De Tweede Kamer stelt hierbij een carry-forwardmogelijkheid voor.

Let op! Dit voorstel tot wetswijziging is nog niet definitief. De Eerste Kamer moet hier namelijk ook nog mee instemmen.

nieuws
4/12/2025
Industrie

Meer WBSO in 2026

De eerste schijf van de WBSO wordt in 2026 eenmalig geïndexeerd met 2,9%. Hierdoor loopt de eerste schijf in 2026 door tot € 391.020.

LEES VERDER

Villabelasting

De villabelasting betreft de belastingheffing in de inkomstenbelasting over de waarde van eigen woningen voor zover die waarde hoger is dan € 1.330.000 (bedrag 2025). Over de waarde boven de € 1.330.000 wordt 2,35% bij het inkomen geteld als eigenwoningforfait.

In strijd met Europees recht?

Over de vraag of de villabelasting in strijd is met Europees Recht lopen (waarschijnlijk) meerdere gerechtelijke procedures. In een van die procedures oordeelde rechtbank Noord-Holland op 15 oktober 2024 dat de villabelasting niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel van artikel 14 EVRM en het eigendomsrecht van artikel 1 EP EVRM.

De belastingplichtige ging in hoger beroep. Gerechtshof Amsterdam oordeelde op 21 oktober 2025 echter ook dat de villabelasting in stand bleef. Het beroep van de belastingplichtige op strijdigheid met het gelijkheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel faalde. Ook van strijd met artikel 14 EVRM en artikel 1 EP EVRM was volgens het gerechtshof geen sprake.

Let op! Mogelijk gaat de belastingplichtige nog in cassatie bij de Hoge Raad.

Geen massaal bezwaar

De procedure over de villabelasting is door de Belastingdienst niet aangewezen als massaal bezwaar. Dit betekent dat als u zich ook wilt beroepen op strijdigheid met Europees recht, u hierover individueel moet procederen. De eerste stap is het indienen van een tijdig bezwaarschrift. Tijdig wil zeggen: binnen zes weken na dagtekening van de definitieve aanslag. 

Wilt u hier meer over weten? Neem dan contact op met onze adviseurs.

nieuws
4/12/2025
Huis

Villabelasting blijft in stand

Gerechtshof Amsterdam heeft de villabelasting onlangs in een gerechtelijke uitspraak in stand gehouden. Het beroep van de belastingplichtige op strijdigheid met het gelijkheidsbeginsel en evenredigheidsbeginsel faalde en er was ook geen strijd met Europees recht.

LEES VERDER

Periodieke giften

Uw giften zijn periodiek als u minimaal vijf jaar achter elkaar jaarlijks eenzelfde bedrag geeft aan dezelfde ANBI. U kunt het volledige bedrag van zo’n periodieke gift in uw aangifte inkomstenbelasting aftrekken als u de gift heeft vastgelegd in een notariële of schriftelijke overeenkomst. In deze overeenkomst moet ook vastliggen wanneer de jaarlijkse gift stopt (uiterlijk bij uw overlijden). Redenen voor het stoppen kunnen zijn dat de ANBI zijn ANBI-status verliest, het faillissement van de ANBI of als u arbeidsongeschikt of werkeloos raakt.

Let op! Het voordeel van een periodieke gift ten opzichte van een andere gift is dat u geen rekening hoeft te houden met de niet-aftrekbare drempel of het plafond dat voor andere giften geldt.

Terugdraaien aftrek bij stoppen gift?

Aan de Belastingdienst is gevraagd wat de fiscale gevolgen zijn als u een periodieke gift afspreekt met een ANBI in een notariële of schriftelijke overeenkomst en u na één jaar stopt met betalen. Betekent dit dan dat de gift die u wel betaalde dan niet meer aftrekbaar is als periodieke gift omdat u niet de verplichte minimale vijf jaar haalt?

Let op! U kunt de periodieke gift niet zomaar stoppen. U bent immers verplichtingen aangegaan in een notariële of onderhandse akte en zult de medewerking van de ANBI nodig hebben om de periodieke gift te stoppen.

Volgens de Belastingdienst blijft de gift die u al betaalde aftrekbaar als periodieke gift. De voorwaarde hierbij is wel dat er bij het aangaan van de notariële of schriftelijke schenking aan alle voorwaarden voor een periodieke gift is voldaan. Alleen dan blijft de gift gewoon aftrekbaar. Dus ook als u de jaarlijkse gift stopt en dus niet meer voldoet aan de afspraken in de schenkingsovereenkomst.

Let op! De Belastingdienst merkt wel op dat als uit de feiten en omstandigheden blijkt dat bij het afsluiten van de schenkingsovereenkomst al duidelijk was dat u invloed had op de looptijd van de periodieke gift, er dan vanaf aanvang al geen periodieke gift was. Ook de eerste betaling is dan al niet aftrekbaar als periodieke gift.

nieuws
4/12/2025
Euro

Periodiek gift aftrekbaar bij stoppen met betalen?

Wat zijn de fiscale gevolgen als u de verplichtingen voor een periodieke gift niet nakomt, u stopt met betalen?

LEES VERDER

EIA en MIA

Ondernemers in de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting die investeren in bedrijfsmiddelen van de Energielijst kunnen met de energie-investeringsaftrek (EIA) in 2026 in aanmerking komen voor een investeringsaftrek van 40% van het investeringsbedrag.

Ondernemers in de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting die investeren in milieu-investeringen van de Milieulijst kunnen in 2026 met de milieu-investeringsaftrek (MIA) in aanmerking komen voor een investeringsaftrek die kan oplopen tot 45% van het investeringsbedrag.

In 2025 is voor de EIA € 431 miljoen en voor de MIA € 189 miljoen budget beschikbaar.

Let op! De Energielijst en Milieulijst worden elk jaar aangepast. De lijsten voor het volgende jaar worden over het algemeen pas aan het einde van het jaar gepubliceerd. Het is daarom nog niet bekend welke bedrijfsmiddelen op de lijsten voor 2026 staan.

Geen negatieve winst door aftrek EIA en MIA vanaf 2029

De Tweede Kamer wil graag een fiscale ontwijkingsconstructie in de inkomstenbelasting met de EIA en MIA tegengaan. Om die reden is een voorstel tot wetswijziging aangenomen die ertoe leidt dat vanaf 2029 aftrek van EIA en MIA in de inkomstenbelasting niet tot negatieve winst kan leiden. Met de voor deze maatregel benodigde structuuraanpassing in de systemen is rekening gehouden door de maatregel pas per 2029 in te laten gaan.

Let op! Dit voorstel tot wetswijziging geldt alleen voor ondernemers in de inkomstenbelasting en niet voor ondernemers in de vennootschapsbelasting.

Voorwaartse verrekening

De ondernemer die de EIA en/of MIA vanaf 2029 niet volledig in aftrek kan brengen in een jaar, kan het niet-afgetrokken bedrag wel ‘sparen’. Het niet-afgetrokken bedrag kan in de volgende negen kalenderjaren alsnog in aanmerking genomen worden, als er in die jaren wel voldoende winst is.

Let op! Vorderingen en schulden tussen fiscale partners en vorderingen van minderjarige kinderen op hun ouders en de daarmee corresponderende schulden van die ouders worden sinds 2023 tegen elkaar weggestreept en dus genegeerd in box 3. In zo’n geval worden ook de schuld en de vordering die ontstaan door de schenking vrij van recht niet in box 3 meegenomen.

Let op! Het voorstel tot wetswijziging is nog niet definitief. De Eerste Kamer moet hier namelijk ook nog mee instemmen.

nieuws
3/12/2025
Agrarisch

Beperking aftrek EIA en MIA vanaf 2029

De Tweede Kamer heeft een voorstel tot wetswijziging aangenomen waardoor de aftrek van EIA en MIA vanaf 2029 beperkt kan worden.

LEES VERDER

Wat speelde er? 

Een uitzendkracht werkte bijna dertien onafgebroken voor een bedrijf. In 2022 nam het bedrijf afscheid van hem, omdat de productieafdeling waar de uitzendkracht werkte werd gesloten. De uitzendkracht had diverse malen gevraagd om een vast dienstverband bij het bedrijf. In zijn optiek was sprake van misbruik van de uitzendconstructie. Het bedrijf weigerde op zijn verzoek in te gaan. 

Arbeidsovereenkomst?

Uiteindelijk is de uitzendkracht een procedure begonnen om vast te laten stellen dat hij een arbeidsovereenkomst met het bedrijf heeft. Daarnaast verzocht hij om toekenning van diverse vergoedingen en om uitbetaling van achterstallig loon. 

De werknemer procedeerde door tot aan de Hoge Raad, het hoogste rechtscollege, omdat hij in lagere instanties door de rechters in het ongelijk werd gesteld. Volgens het gerechtshof was namelijk geen sprake van misbruik als bedoeld in de Europese Uitzendrichtlijn, omdat het bedrijf een objectieve verklaring heeft gegeven voor het gebruik van de uitzendovereenkomst gelegen in het feit dat het bedrijf behoefte heeft aan een flexibele schil. 

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad merkt op dat uit de Europese Uitzendrichtlijn en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie volgt dat de lidstaten er zorg voor moeten dragen dat uitzendwerk ook echt tijdelijk is. Het maakt daarbij niet uit of het gaat om één doorlopende opdracht of om een aantal achtereenvolgende opdrachten. 

Misbruik van de uitzendovereenkomst is aan de orde als de duur van de inlening van de uitzendkracht bij een bedrijf langer is dan wat in aanmerking genomen alle relevante omstandigheden, redelijkerwijs als tijdelijk kan worden aangemerkt, en het inlenende bedrijf voor de daadwerkelijke duur van de terbeschikkingstelling geen objectieve verklaring kan geven. 

De algemene behoefte van het bedrijf aan een flexibele schil en aan flexibel in te zetten werkkrachten vormt geen adequate verklaring voor het dertien jaar onafgebroken inschakelen van de uitzendkracht. Als het hof heeft bedoeld dat in de bijzondere omstandigheden van dit geval wél een adequate objectieve verklaring bestond voor de langdurige inlening van de uitzendkracht, heeft het hof dat oordeel volgens de Hoge Raad onvoldoende gemotiveerd.

De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof en verwijst de zaak naar een ander hof om opnieuw te worden beoordeeld.

nieuws
3/12/2025
Juridisch

Hoge Raad: 13 jaar uitzendwerk duurt te lang

De omstandigheid dat een bedrijf behoefte heeft aan een ‘flexibele schil' is geen adequate verklaring voor het gedurende bijna dertien jaar onafgebroken inlenen van dezelfde uitzendkracht. Een dergelijke langjarige inlening kan misbruik van de uitzendovereenkomst opleveren, aldus de Hoge Raad.

LEES VERDER

Partnerpensioen

Het partnerpensioen moet sowieso aangepast worden, ook al wordt gebruikgemaakt van het overgangsregime voor beschikbare premieregelingen met een stijgende staffel voor zittende werknemers.

Flatrate-premie

Daarnaast moet voor nieuwe werknemers bekend zijn wat de flatrate-premie wordt vanaf 2028. 

Hogere premie?

Zittende werknemers moeten weten of zij mogen overstappen naar de nieuwe regeling. Daarbij is het voor hen van belang te weten wat een hogere premie oplevert, ook al moeten ze daarvoor zelf meer eigen bijdrage betalen. 

OR of personeelsvertegenwoordiging

Als er binnen uw bedrijf een Ondernemingsraad is of een Personeelsvertegenwoordiging, dan moeten zij instemmen of betrokken worden bij de aanpassingen. Is er geen OR of personeelsvertegenwoordiging, dan is de personeelsvergadering de aangewezen plek om de wijzigingen te bespreken. Een pensioenregeling heb je immers voor de werknemers, zij moeten er dus bij betrokken worden.

Gevolgen voor loonbelasting

Als de pensioenregeling per 2028 niet voldoet aan de nieuwe wetgeving, dan is de aanspraak belast voor de loonbelasting, inclusief revisierente. Daarvoor waarschuwde regeringscommissaris Van der Lecq onlangs. Dit kan fors in de papieren lopen.

Als een pensioenregeling niet langer voldoet aan de fiscale wetgeving, dan is de hele aanspraak belast tegen het progressieve tarief en moet een ‘boete’ van 20%, zijnde revisierente, worden betaald omdat achteraf gezien ten onrechte aanspraken niet belast zijn als loon en/of premies aftrekbaar zijn geweest. Dat kan dus oplopen tot 69,5% van de waarde van het pensioen tegen de actuele, commerciële waarde. 

Let op! Dit geldt ook voor de dga met een niet juiste pensioenregeling.

Vaart maken

Nu zal het waarschijnlijk niet zo'n vaart lopen, maar de tijd begint krap te worden. Niet alleen gezien de overleggen binnen het bedrijf, maar vooral ook omdat uitvoerders tijd nodig hebben om alle wijzigen te verwerken én te communiceren. Dat moet overigens echt uiterlijk per 1 oktober 2027.

En als er niet goed en op tijd wordt gecommuniceerd, loopt u als werkgever het risico dat u aansprakelijk wordt gesteld. Voor een mogelijke loonbelastingclaim dus, maar denk ook aan het risico van overlijden van een werknemer zonder de juist risicodekking die hij/zij en partner hadden gewild.

Voorkomen is beter dan genezen. Aan de slag dus! 

nieuws
2/12/2025
Sparen

Wet toekomst pensioenen: niet aanpassen, betekent loonbelastingclaim!

Alle pensioenregelingen moeten uiterlijk per 2028 aangepast worden aan de Wet toekomst pensioenen, de Wtp. En dat betekent ook écht alle! Bent u niet op tijd klaar, dan kan dat u als werkgever een forse loonbelastingclaim opleveren.

LEES VERDER

Opgaaf UBD 2025

De verplichting om een opgaaf Uitbetaling bedragen aan derden (UBD) te doen bestaat al een paar jaar. De verplichting geldt voor inhoudingsplichtigen (dat zijn alle (rechts)personen met een loonheffingennummer) en bepaalde collectieve beheersorganisaties als zij bedragen betalen aan natuurlijke personen. Vroeger konden zij wachten op een uitnodiging van de Belastingdienst, maar sinds een paar jaar zijn zij verplicht om de opgaaf UBD uit eigen beweging doen.

Let op! Heeft u geen werknemers meer in dienst, maar nog wel een loonheffingennummer? Dan bent u ook verplicht om de opgaaf UBD te doen.

Wanneer niet?

Moet u dan elke betaling die u in 2025 doet aan een natuurlijke persoon doorgeven? Nee dat hoeft niet. De verplichting geldt alleen als u een betaling doet voor door de natuurlijke persoon verrichte werkzaamheden en/of diensten. Verder zijn uitgezonderd:

  • Betalingen die u doet aan een natuurlijke persoon die werknemer is bij u.
  • Betalingen die u doet aan een natuurlijke persoon die onder de zogenaamde vrijwilligersregeling valt (dat wil onder meer zeggen dat de betaling maximaal € 210 per maand en € 2.100 per jaar bedraagt in 2025).
  • Betalingen die u doet aan een natuurlijke persoon die voor zijn werkzaamheden een factuur met btw aan u uitreikt.

Let op! Een ondernemer – natuurlijke persoon - die een btw-vrijstelling, de KOR of een btw-verleggingsregeling toepast, reikt geen factuur met btw aan u uit. Ook betalingen aan deze ondernemers – natuurlijke personen- moet u daarom in uw opgaaf UBD meenemen.

Welke gegevens?

In de opgaaf UBD neemt u op:

  • naam, adres, bsn en geboortedatum van de natuurlijke persoon,
  • de in 2025 betaalde bedragen (zowel in geld als in natura) inclusief eventuele kostenvergoedingen aan de natuurlijke persoon, en
  • de datum waarop u de betaling deed.

Let op!Als u meerdere betalingen aan één natuurlijke persoon doet in 2025, mag u ook het totaalbedrag doorgeven. De datum is dan de datum van de laatste betaling in 2025.

Deadline 31 januari 2026

U kunt de opgaaf UBD 2025 doen tot en met 31 januari 2026. De opgaaf moet u digitaal doen.

Let op! Betalingen die u doet in 2026, hoeft u pas uiterlijk 31 januari 2027 door te geven. Dit is ook het geval als de natuurlijke persoon de werkzaamheden in 2025 verrichte, maar u pas in 2026 betaalt.

nieuws
2/12/2025
Belastingdienst

Opgaaf UBD 2025 uiterlijk 31 januari 2026

Bent u inhoudingsplichtige en betaalt u ook bedragen aan natuurlijke personen die geen werknemer bij u zijn? Dan is de kans groot dat u uiterlijk 31 januari 2026 een opgaaf Uitbetaling bedragen aan derden (UBD) voor het jaar 2025 moet doen.

LEES VERDER

Youngtimerregeling

Heeft u als IB-ondernemer, dga of werknemer een auto van de zaak die meer dan 15 jaar geleden voor het eerst in gebruik is genomen? Dan bedraagt de bijtelling in 2025 geen 22% van de oorspronkelijke cataloguswaarde, maar 35% van de waarde in het economische verkeer.

Verhoging leeftijd in 2026 en vanaf 2027

In deze zogenaamde youngtimerregeling gaat iets veranderen. De Tweede Kamer heeft namelijk een voorstel tot wetswijziging aangenomen waardoor de leeftijdsgrens voor deze auto’s in 2026 verhoogd wordt naar 16 jaar en vanaf 2027 zelfs naar 25 jaar.

Wat betekent dit?

Stel dat u een auto van de zaak heeft die op 30 september 2010 voor het eerst in gebruik werd genomen. Vanaf oktober 2025 bedraagt de bijtelling van deze auto dan geen 22% van de oorspronkelijke cataloguswaarde, maar 35% van de waarde in het economische verkeer van deze auto.

Als de oorspronkelijk cataloguswaarde € 50.000 bedroeg en de waarde in het economische verkeer in oktober 2025 € 8.000, bedraagt de maandelijkse bijtelling vanaf oktober 2025 geen € 916,67 (1/12 van 22% van € 50.000), maar € 233,33 (1/12 van 35% van € 8.000).

Vanwege het verhogen van de leeftijdsgrens naar 16 jaar bedraagt de maandelijkse bijtelling vanaf januari tot en met september 2026 weer € 916,67. Van oktober tot en met december 2026 kunt u weer even profiteren van de youngtimerregeling met een maandelijkse bijtelling van € 233,33 (even uitgaande van een gelijkblijvende waarde in het economische verkeer).

Door de verhoging van de leeftijdsgrens naar 25 jaar, bedraagt uw maandelijkse bijtelling vanaf januari 2027 echter weer € 916,67.

Let op! Heeft u een oudere auto van de zaak of bent u van plan zo’n auto aan te schaffen? Houd dan rekening met deze wijzigingen in de youngtimerregeling.

Waarom?

Het voorstel om de leeftijdsgrens in de youngtimerregeling te verhogen is ingegeven door een voorstel om in 2026 en 2027 toch nog een lagere bijtelling voor auto’s zonder CO2-uitstoot toe te staan. Hiervoor moest budgettaire dekking gevonden worden en dat is gevonden in de verhoging van de leeftijdsgrens.

Let op! Het voorstel tot wetswijziging is nog niet definitief. De Eerste Kamer moet hier namelijk ook nog mee instemmen.

nieuws
1/12/2025
Auto

Leeftijd youngtimer naar 25 jaar in 2027

Heeft u een oudere auto van de zaak? Houd er dan rekening mee dat de leeftijd in de zogenaamde youngtimerregeling in 2026 verhoogd wordt naar 16 jaar en vanaf 2027 naar 25 jaar. Wat betekent dit voor u?

LEES VERDER