ACTUEEL

Zoek:
Filter op soort artikel:
Thank you! Your submission has been received!
Oops! Something went wrong while submitting the form.

Hoewel het wetsvoorstel al stamt uit september 2020 en de Tweede Kamer op 8 oktober 2024 hiermee instemde, moet het wetsvoorstel nog door de Eerste Kamer worden aangenomen. De ingangsdatum die al keer op keer verschoven werd en inmiddels beoogd was per 1 juli 2025, wordt nu weer doorgeschoven naar op zijn vroegst 1 juli 2026.

Bedrag ineens

Als het wetsvoorstel uiteindelijk wordt aangenomen, bestaat de mogelijkheid om bij pensionering ineens maximaal 10% van het pensioen op te nemen. Die mogelijkheid komt er dan ook voor lijfrentes.
Wat een gepensioneerde met het bedrag ineens wil gaan doen, staat vrij. Er is in de wet geen verplicht bestedingsdoel opgenomen. Wel moet een gepensioneerde bij zijn keuze er rekening mee houden dat het bedrag ineens gevolgen kan hebben voor recht op toeslagen.

nieuws
7/4/2025
Euro

Opname 10% pensioen ineens op zijn vroegst 1 juli 2026

Het opnemen van maximaal 10% van het pensioen ineens wordt op zijn vroegst pas mogelijk per 1 juli 2025. De mogelijkheid is namelijk opnieuw uitgesteld.

LEES VERDER

Wat is innovatie?

Als ondernemer bent u op zoek naar mogelijkheden om de toegevoegde waarde van uw bedrijf te vergroten. U denkt na over hoe u producten, diensten en processen kunt verbeteren en vernieuwen. U speelt in op nieuwe vragen vanuit de markt. Want op die manier bent u succesvol, doen klanten graag zaken met u en heeft de concurrent het nakijken.

Een rondje op internet leert ons dat innovatie gelijkstaat aan vernieuwing. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is het begrip innovatie te omschrijven als: alle activiteiten die gericht zijn op vernieuwing in een bedrijf. Innovaties kunnen volgens het CBS zowel technologisch als niet-technologisch van aard zijn. Bij technologische innovatie gaat het om het vernieuwen dan wel sterk verbeteren van producten, diensten of de processen waarmee producten en diensten worden voortgebracht. Van niet-technologische innovatie is bijvoorbeeld sprake bij vernieuwingen in de organisatie.

WBSO voor speur- en ontwikkelingswerk

Een van de belangrijkste fiscale stimuleringsregelingen voor innovatie is de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO). Met de WBSO kunt u de loonkosten voor speur- en ontwikkelingswerk (S&O) binnen uw bedrijf verlagen, maar ook de overige S&O-kosten en -uitgaven.

Ook als zelfstandig ondernemer kunt u gebruikmaken van de WBSO. U moet dan wel minimaal 500 uren per jaar besteden aan S&O.

Welke projecten komen in aanmerking?

Onder de WBSO vallen twee soorten projecten:

  • ontwikkeling van technisch nieuwe (onderdelen van) fysieke producten, fysieke productieprocessen of programmatuur;
  • technisch-wetenschappelijk onderzoek.

Werkgevers kunnen een afdrachtvermindering van loonbelasting krijgen voor werknemers die (gekwalificeerd) S&O-werk verrichten. Een ondernemer die S&O-werk verricht, kan de aftrek speur- en ontwikkelingswerk toepassen. Aftrek of afdrachtvermindering kan echter alleen als de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) een S&O-verklaring heeft afgegeven. Als werkgever kunt u maximaal vier keer per jaar een digitale WBSO-aanvraag indienen. Bent u zelfstandig ondernemer, dan geldt dit maximum niet.

U kunt uw aanvraag uiterlijk de dag voorafgaand aan de aanvraagperiode indienen. Start uw aanvraagperiode op 1 mei? Dien uw aanvraag dan uiterlijk 30 april in. Hierop zijn twee uitzonderingen: start de aanvraagperiode op 1 januari, dan moet u uw aanvraag uiterlijk 20 december het jaar ervoor indienen.  En wilt u een (extra) aanvraag indienen voor de periode oktober – december, dan moet u uw aanvraag uiterlijk 30 september indienen. U mag vier keer per jaar een aanvraag indienen.

Bent u een zelfstandig ondernemer zonder personeel? Dan start de aanvraagperiode vanaf de datum dat u de aanvraag indient tot het einde van het kalenderjaar.

Let op! De uiterste termijnen voor het indienen van een aanvraag voor de WBSO in 2025 zijn:

  • 30 september 2025 voor ondernemers die werknemers in dienst hebben (u wilt WBSO aanvragen voor het laatste kwartaal van 2025);
  • 30 september 2025 voor zelfstandigen (u wilt WBSO aanvragen voor 2025).

Door de samenvoeging van de RDA (Research & Developmentaftrek) met de WBSO moet u als werkgever (S&O-inhoudingsplichtige) bij de eerste WBSO-aanvraag voor 2025 aangeven of u kiest voor het werkelijke bedrag aan kosten en uitgaven of voor een forfaitair bedrag.

Wat levert het op?

De S&O-afdrachtvermindering bedraagt in 2025 36% van de totaal gemaakte S&O-(loon)kosten en uitgaven voor zover deze niet meer bedragen dan € 380.000, en 16% over het meerdere. Er geldt geen maximum voor de S&O-afdrachtvermindering.

De S&O-aftrek voor de ondernemer bedraagt in 2025 € 15.738. 

Is de verschuldigde loonheffing in een aangiftetijdvak niet voldoende om een evenredig deel van de S&O-afdrachtvermindering te kunnen verrekenen, dan mag u een restant verrekenen met andere aangiftetijdvakken die vallen in het kalenderjaar waarop de S&O-verklaring betrekking heeft.

Extra budget voor startende ondernemingen

Werkgevers die als starter worden aangemerkt, krijgen een S&O-afdrachtvermindering van 50% in plaats van 36% over de eerste € 380.000 van de totale S&O-(loon)kosten en uitgaven. U kunt maximaal drie jaar als starter worden aangemerkt. Bij de toets of u als starter wordt aangemerkt, kan meespelen of u activiteiten voortzet van een andere onderneming. U kunt starter zijn als u in de afgelopen vijf kalenderjaren als bv/nv tenminste één jaar niet inhoudingsplichtig was en als zelfstandige maximaal vier kalenderjaren ondernemer was. Startende zelfstandigen krijgen een extra S&O-aftrek van € 7.875. U bent voor de S&O-aftrek starter als u in de vijf voorgaande jaren één of meer keer geen ondernemer was en maximaal twee keer de S&O-aftrek heeft gehad. 

S&O-administratie

U bent verplicht om een S&O-administratie bij te houden van de uitvoering van uw projecten. Uit deze administratie moet blijken welke S&O-werkzaamheden zijn verricht en hoeveel tijd daaraan is besteed. De bewaartermijn van de administratie is zeven jaar. Heeft u bij de eerste WBSO-aanvraag voor 2025 gekozen voor ‘werkelijke kosten en uitgaven’ en niet voor een forfaitair bedrag, dan moet u ook hiervoor een administratie bijhouden. Binnen drie maanden na afloop van het kalenderjaar moet u het aantal gerealiseerde S&O-uren en de eventuele werkelijk gemaakte kosten en uitgaven per S&O-verklaring melden aan RVO.nl.

Alle informatie over de WBSO vindt u op RVO.nl.

Innovatiebox in de vennootschapsbelasting

Heeft u voor uw eigen innovatie een S&O-verklaring ontvangen en onderneemt u in de vennootschapsbelasting, dan is de innovatiebox wellicht interessant voor u. De winsten die u maakt met innovatieve activiteiten kunt u onderbrengen in de innovatiebox. U betaalt dan aanzienlijk minder belasting: in plaats van het maximale belastingtarief van 25,8% geldt een effectief tarief van 9%. De voorwaarden zijn streng en er geldt een boxdrempel. U kunt elk jaar beslissen of u gebruik gaat maken van de innovatiebox.

U heeft alleen toegang tot de innovatiebox als u beschikt over een S&O-verklaring. Grote bedrijven (netto(groeps)omzet € 250 miljoen of meer in vijf jaar en bruto voordelen uit innovatieve activa van € 37,5 miljoen in vijf jaar) hebben naast een S&O-verklaring nog een tweede toegangsticket nodig (bijvoorbeeld een octrooi).

Nexusbenadering

De Nexusbenadering betekent kort gezegd een beperking als u (een deel van) de S&O-activiteiten uitbesteedt aan een verbonden lichaam, oftewel een ander bedrijfsonderdeel. De voordelen die aan dit uitbestede deel zijn toe te rekenen, komen niet voor de innovatiebox in aanmerking.

Forfaitaire regeling

Kunt u de innovatiebox toepassen, dan mag u ook kiezen voor een forfaitaire regeling. Deze houdt in dat u 25% van uw totale winst mag aanmerken als voordeel voor de innovatiebox. De forfaitaire regeling kent een maximum van € 25.000. U kunt maximaal drie jaar gebruikmaken van deze forfaitaire regeling.

Financieringsregelingen voor innovatie

De ontwikkeling van nieuwe producten, diensten en processen is duur. Heeft u een innovatief idee, maar beschikt uw bedrijf niet over de benodigde financiële middelen, dan biedt wellicht het Innovatiekrediet voor u uitkomst. Hiermee kunnen veelbelovende innovatietrajecten worden gefinancierd. Het is een risicodragend krediet. Tot 2022 varieerde de rente van 7 tot 10%, afhankelijk van het risicoprofiel en het type ontwikkelingsproject. Vanaf 2022 geldt een nieuwe rentestructuur voor terugbetaling van het Innovatiekrediet. Deze bestaat uit rente plus een vaste opslag over het vastgestelde krediet. Het rentepercentage voor 2024 is 3% samengestelde rente. Daarbij komt een eenmalige vaste opslag van 15% voor technische projecten en 25% voor klinische projecten. Over deze opslag betaalt u géén rente. De aanpassing van de structuur is per 1 januari 2022 ingegaan voor nieuwe aanvragen.

Verhogingsaanvragen voor kredieten die voor 1 januari 2022 zijn toegekend, behouden de oorspronkelijke rentestructuur. Ook voor Innovatiekredieten die tot 31 december 2021 zijn toegekend, blijft de oude rentestructuur van kracht. De nieuwe rentestructuur is met name gunstig voor langlopende kredieten. Betaalt u een krediet echter snel terug, dan betaalt u per saldo meer dan vóór 2022.

Garantiestelling

Er zijn meer financiële regelingen vanuit de overheid. Om uw toegang tot kredieten te vergemakkelijken, biedt de overheid diverse garantieregelingen. Door de garantiestelling zal een kredietverstrekker eerder bereid zijn u een lening te verstrekken. Beschikt u als innovatieve ondernemer over een S&O-verklaring, dan biedt de overheid binnen de regeling Borgstelling MKB Kredieten (BMKB) een aanvullende garantieregeling. In de reguliere regeling betreft het borgstellingskrediet 50% van het krediet dat de bank verstrekt. De borg van de overheid bedraagt 90% van dit borgstellingskrediet. De BMKB is bedoeld voor mkb-ondernemingen met hooguit 250 personeelsleden en een jaaromzet tot € 50 miljoen of een balanstotaal tot € 43 miljoen.

De BMKB is verruimd tot en met 1 juli 2027. Bedrijven met een kredietbehoefte tot € 333.333 kunnen driekwart financieren met BMKB-krediet en dus niet op maximaal de helft van de kredietverstrekking. Verder is het maximum van het BMKB-krediet tijdelijk verhoogd van € 1 miljoen naar € 1,5 miljoen.

Ook is de BMKB verruimd voor investeringen inzake verduurzaming, de BMKB-G (Groen). Deze verruiming is ook bedoeld voor mkb-ondernemingen met hooguit 250 personeelsleden en een jaaromzet tot € 50 miljoen of een balanstotaal tot € 43 miljoen. Met deze verruiming is de omvang van het borgstellingskrediet in de BMKB verhoogd van 50% naar 75% van het kredietbedrag. De regeling is toepasbaar op:

  • Bedrijfsmiddelen die zijn opgenomen in de Energielijst
  • Overige middelen verbonden aan energie-investeringen (maximaal aandeel 50%)
  • De aanpassing of vervanging van bedrijfspanden naar tenminste Label C

Subsidieregelingen voor innovatie

Naast subsidies in de vorm van fiscaal voordeel of krediet zijn er ook subsidies in de vorm van een financiële bijdrage. Er zijn subsidies voor onderzoek en ontwikkeling, subsidies voor samenwerking en innovatie, subsidies die speciaal voor uw branche gelden en provinciale subsidies voor innovatie. Voor meer informatie over subsidies kunt u naast RVO.nl ook terecht Ondernemersplein.nl.

Voor als het u duizelt

In het voorgaande hebben wij een aantal regelingen voor u op het gebied van innovatie op een rij gezet. Maar er zijn nog zo veel meer! Wij kunnen ons voorstellen dat u wel wilt innoveren, maar dat u niet precies weet welke mogelijkheden u heeft en welke stappen u moet nemen. Bovendien moet u erop bedacht zijn dat het gaat om veelal ingewikkelde regelingen met vaak een beperkt budget. Win daarom informatie bij ons in. Wij helpen u graag verder!

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

adviewijzer
7/4/2025
Medisch

Advieswijzer Stimuleringsregelingen voor innovatie

Innovatie is het sleutelwoord voor de toekomst, want stilstand is achteruitgang. Niet voor niets stimuleert de overheid bedrijven die innoveren met allerlei stimulerings- en financieringsregelingen. Bent u benieuwd of innovatie ook voor uw onderneming loont?

LEES VERDER

Betaling aan oplichter

U denkt dat u gebeld wordt door een medewerker van de Belastingdienst. Deze ‘medewerker’ zet u onder druk om zo snel mogelijk uw btw-schulden aan de Belastingdienst te betalen. Doet u dat niet, dan wordt er beslag gelegd op uw bedrijfsmiddelen. U betaalt een bedrag. Later blijkt dat u opgelicht bent. Kunt u dan de oplichter betaalde ‘btw’ van uw winst aftrekken? De Belastingdienst gaf onlangs antwoord op deze vraag.

Niet rechtstreeks aftrekbaar

De Belastingdienst antwoordt dat het betaalde bedrag niet rechtstreeks aftrekbaar is op uw winst.

Wel afwaardering vordering

Gelukkig biedt de Belastingdienst nog wel een andere oplossing. Door betaling aan de oplichter heeft u namelijk een vordering op de oplichter gekregen. Als die vordering op balansdatum niet meer volwaardig is, dan kunt u de vordering afwaarderen ten laste van de winst. Op die manier komt het betaalde bedrag alsnog ten laste van uw winst.

Let op! De beoordeling of de vordering niet meer volwaardig is, mag u zelf maken op grond van de bij u bekende feiten en omstandigheden op balansdatum.

nieuws
4/4/2025
Overheid

Is aan oplichter betaalde btw aftrekbaar?

Kunt u de aan een oplichter betaalde btw aftrekken van uw winst? De Belastingdienst gaf onlangs antwoord op deze vraag.

LEES VERDER

Wetsvoorstel VBAR

De Wet VBAR moet duidelijkheid gaan bieden over de vraag wanneer sprake is van een arbeidsovereenkomst. Dit om een situatie van schijnzelfstandigheid tussen een werknemer en werkgever te voorkomen. 

Alle gezichtspunten zijn even belangrijk

Op basis van de uitspraak van de Hoge Raad in de zaak Uber, waarin de Hoge Raad (in reactie op prejudiciële vragen die hierover zijn gesteld) heeft geoordeeld dat alle gezichtspunten zoals zijn weergegeven in het Deliveroo-arrest even belangrijk zijn, gaat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het wetsvoorstel aanpassen.

WZOP-toets

De WZOP-toets verduidelijkt het gezagscriterium bij arbeidsrelaties. 

De toets bestaat uit drie elementen:

  1. Werknemer (W): dit element richt zich op signalen van werknemerschap, zoals werkinhoudelijke en organisatorische aansturing door de opdrachtgever. De ‘kernactiviteit’ van de organisatie is uit de beoordeling gehaald om een evenwichtige afweging tussen werknemerschap en zelfstandigheid te maken.
  2. Zelfstandige (Z): hierbij wordt gekeken naar kenmerken van zelfstandig ondernemerschap, zoals het dragen van eigen risico en verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de werkzaamheden.
  3. Ondernemerschap (OP): dit element kijkt naar kenmerken van ondernemerschap, zoals het hebben van meerdere opdrachtgevers en het zelfstandig werven van opdrachten.

In de Wet VBAR werd het laatste punt, het extern ondernemerschap, in eerste instantie pas meegenomen nadat de balans tussen werknemerschap en zelfstandigheid was beoordeeld.  Het extern ondernemerschap gaat nu volwaardig meewegen, naast de aansturing in het werk en het werken voor eigen risico.

nieuws
3/4/2025
Juridisch

Ondernemerschap volwaardig criterium bij beoordelen schijnzelfstandigheid

In het wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden, VBAR, is de WZOP-toets geïntroduceerd, een nieuw beoordelingskader voor arbeidsrelaties. Extern ondernemerschap gaat in deze toets volwaardig meewegen.

LEES VERDER

Belastingrente

De Belastingrente voor de vennootschapsbelasting bedraagt in 2025 9%. Als de Belastingdienst met dagtekening vanaf 1 juli 2025 een (voorlopige) aanslag Vpb 2024 oplegt, wordt belastingrente over de periode die begint op 1 juli 2025 en eindigt zes weken na dagtekening van de (voorlopige) aanslag berekend.

Let op! Als de Belastingdienst te lang doet over het opleggen van de (voorlopige) aanslag, kan het zijn dat de periode eerder eindigt. De periode eindigt namelijk altijd uiterlijk 14 weken na een verzoek om een voorlopige aanslag en 19 weken na ontvangst van de aangifte.

Voorkomen belastingrente

U kunt deze belastingrente voorkomen. Hiervoor moet u vóór 1 juni 2025 uw aangifte Vpb 2024 juist en volledig indienen of vóór 1 mei 2025 verzoeken om een juiste en volledige voorlopige aanslag Vpb 2024. In die gevallen zal de Belastingdienst geen belastingrente berekenen.

Let op! Dit is anders als de aanslag afwijkt van het verzoek om een voorlopige aanslag of van de ingediende aangifte. In die gevallen zal de Belastingdienst namelijk wel belastingrente berekenen vanaf 1 juli 2025. Het is daarom belangrijk dat uw aangifte juiste en volledig is en het verzoek om een voorlopige aanslag zo goed mogelijk is ingeschat.

Heeft de (voorlopige) aanslag een dagtekening vóór 1 juli 2025, dan berekent de Belastingdienst ook geen belastingrente. Dit geldt dus ook als de aangifte is ingediend vanaf 1 juni 2025 of de voorlopige aanslag is aangevraagd vanaf 1 mei 2025.

Belastingrente bij gebroken boekjaar

Heeft u een gebroken boekjaar, dan berekent de Belastingdienst belastingrente over een periode die zes maanden na afloop van het boekjaar aanvangt. Ook bij een gebroken boekjaar kunt u de belastingrente voorkomen. U moet dan uw aangifte juist en volledig indienen binnen vijf maanden na afloop van het boekjaar of verzoeken om een voorlopige aanslag binnen vier maanden na afloop van het boekjaar.

Bezwaar belastingrente

Over de vraag of de Belastingdienst een dergelijk hoge belastingrente mag opleggen, loopt voor de vennootschapsbelasting inmiddels een massaalbezwaarprocedure. Als u op tijd bezwaar maakt tegen de belastingrente op een aanslag vennootschapsbelasting, kunt u aansluiten bij deze procedure. Dit betekent dat de Belastingdienst nog geen uitspraak doet maar wacht op het uiteindelijke oordeel van de Hoge Raad.

nieuws
3/4/2025
Geld

Voorkom belastingrente Vpb 2024 met VA vóór 1 mei of aangifte vóór 1 juni 2025

Als de Belastingdienst vanaf 1 juli 2025 een (voorlopige) aanslag Vpb 2024 oplegt, berekent de Belastingdienst ook 9% belastingrente. Dit kunt u voorkomen door vóór 1 juni 2025 een correcte aangifte in te dienen of een correcte voorlopige aanslag aan te vragen vóór 1 mei 2025.

LEES VERDER

Belastingrente

De Belastingrente voor de inkomstenbelasting bedraagt in 2025 6,5%. Als de Belastingdienst met dagtekening vanaf 1 juli 2025 een (voorlopige) aanslag IB 2024 oplegt, wordt belastingrente berekend over de periode die begint op 1 juli 2025 en eindigt zes weken na dagtekening van de (voorlopige) aanslag.

Let op! Als de Belastingdienst te lang doet over het opleggen van de (voorlopige) aanslag, kan het zijn dat de periode eerder eindigt. De periode eindigt namelijk altijd uiterlijk 14 weken na een verzoek om een voorlopige aanslag en 19 weken na ontvangst van de aangifte.

Voorkomen belastingrente

U kunt deze belastingrente voorkomen. Hiervoor moet u vóór 1 mei 2025 uw aangifte IB 2024 juist en volledig indienen of vóór 1 mei 2025 verzoeken om een juiste en volledige voorlopige aanslag IB 2024. In die gevallen zal de Belastingdienst geen belastingrente berekenen.

Let op! Dit is anders als de aanslag afwijkt van het verzoek om een voorlopige aanslag of de ingediende aangifte. In die gevallen zal de Belastingdienst namelijk wel belastingrente berekenen vanaf 1 juli 2025. Het is daarom belangrijk dat uw aangifte juist en volledig is en het verzoek om een voorlopige aanslag zo goed mogelijk is ingeschat.

Heeft de (voorlopige) aanslag een dagtekening vóór 1 juli 2025, dan berekent de Belastingdienst ook geen belastingrente. Dit geldt dus ook als de aangifte is ingediend vanaf 1 mei 2025 of de voorlopige aanslag is aangevraagd vanaf 1 mei 2025.

Bezwaar belastingrente

Over de vraag of de Belastingdienst een dergelijk hoge belastingrente mag opleggen, loopt voor de vennootschapsbelasting inmiddels een massaalbezwaarprocedure. Als u op tijd bezwaar maakt tegen de belastingrente op een aanslag vennootschapsbelasting, kunt u aansluiten bij deze procedure. Dit betekent dat de Belastingdienst nog geen uitspraak doet, maar wacht op het uiteindelijke oordeel van de Hoge Raad.

Deze massaalbezwaarprocedure geldt momenteel niet voor bezwaren tegen de belastingrente op aanslagen inkomstenbelasting. De Belastingdienst zal dergelijke bezwaren daarom afwijzen. Mogelijk dat nog besloten wordt om deze bezwaren toch op te nemen in een massaal bezwaar procedure. Daar is op dit moment echter nog niets over bekendgemaakt.

nieuws
2/4/2025
Euro

Voorkom belastingrente IB 2024 met aangifte/VA vóór 1 mei 2025

Als de Belastingdienst vanaf 1 juli 2025 een (voorlopige) aanslag IB 2024 oplegt, berekent de Belastingdienst ook 6,5% belastingrente. Dit kunt u voorkomen door vóór 1 mei 2025 een correcte aangifte in te dienen of een correcte voorlopige aanslag aan te vragen.

LEES VERDER

Bijtelling voor de ter beschikking gestelde fiets

Eigendom van de werkgever

In 2020 is de nieuwe bijtellingsregeling voor de fiets van de zaak van kracht gegaan. Voor de bijtelling van de fiets van de zaak geldt een forfait van 7% van de consumentenadviesprijs als de werkgever ‘ook voor privégebruik’ een fiets ter beschikking stelt aan de werknemer. Dit betekent dat de fiets eigendom blijft van de werkgever of door de werkgever wordt geleaset. De regeling geldt ook als de werknemer de fiets zelf leaset en alle kosten van de werkgever vergoed krijgt. Als de werknemer deze fiets gebruikt voor zijn woon-werkverkeer of voor zakelijke ritten, kan er voor die ritten geen sprake meer zijn van een onbelaste reiskostenvergoeding. De werknemer gebruikt dan immers voor deze ritten geen privévervoermiddel.

Het kan voorkomen dat de fiets gebruikt wordt voor woon-werkverkeer, maar dat op sommige dagen gebruikgemaakt wordt van een privévervoermiddel, zoals de auto. Voor de auto kan op de dagen waarop met het privévervoermiddel wordt gereisd een onbelaste vergoeding worden verstrekt. Omdat dit nogal administratief bewerkelijk is, is goedgekeurd dat werkgever en werknemer individueel afspraken maken over hoeveel dagen per week met de eigen auto wordt gereisd en hoeveel dagen per week met de fiets. Op basis van de afspraken kan een (vaste) onbelaste reiskostenvergoeding worden verschaft. De afspraken moeten zijn afgestemd op de persoonlijke omstandigheden van de werknemer en moeten reëel zijn. Een incidentele afwijking hoeft echter niet te leiden tot een aanpassing van de vergoeding.

Als de werkgever een fiets ter beschikking stelt, kunnen werkgever en werknemer samen kiezen voor een cafetariaregeling. De werknemer levert dan brutoloon in en krijgt in ruil daarvoor de fiets ter beschikking gesteld. Fiscaal levert dat een besparing op, omdat de werknemer voor de fiets slechts belast wordt voor het bedrag van het forfait van 7%. Voor een cafetariaregeling gelden specifieke eisen, met name voor het realiteitsgehalte ervan.

Let op! Betalingen aan derden komen niet in mindering op de bijtelling, maar kunt u wel onbelast vergoeden. Dat geldt ook voor de kosten van elektra, als de werknemer de elektrische fiets thuis oplaadt. Geeft u hiervoor een vaste vergoeding, onderbouw de kosten dan zo goed mogelijk en laat de werknemer enkele maanden bijhouden wat het verbruik aan elektra voor de elektrische fiets is.

Eigendom van de werknemer

Het komt ook voor dat de werkgever een fiets aan de werknemer verstrekt of de aanschafkosten van een privéfiets vergoedt. In dat geval is de fiets eigendom van de werknemer. De verstrekking of vergoeding is dan belast loon. Via de werkkostenregeling kan de fiets belastingvrij worden verstrekt. Is er geen vrije ruimte meer, dan betaalt de werkgever 80% belasting via de eindheffing.
De forfaitaire bijtelling voor privégebruik geldt niet als de fiets verstrekt wordt of als de aanschafkosten van een privéfiets vergoed worden. De werknemer gebruikt dan immers zijn eigen fiets voor zakelijke ritten en woon-werkverkeer. Hiervoor is een onbelaste reiskostenvergoeding van € 0,23 (2024) per kilometer wél mogelijk.

Tip! In tegenstelling tot de bijtelling voor privégebruik van een auto van de zaak, kan de werkgever de bijtelling voor de fiets onder de werkkostenregeling laten vallen. Dat kan voordelig zijn als er nog vrije ruimte in de WKR beschikbaar is die nog niet is ingevuld met andere secundaire arbeidsvoorwaarden. De medewerker krijgt dan op zijn loonstrook geen inhouding meer voor de loonheffing over de bijtelling van zijn fiets.

Let op! De vrije ruimte in de werkkostenregeling bedraagt in 2025 2% over de eerste € 400.000 van de loonsom en 1,18% over het meerdere daarvan.

Dga is werknemer

De regels voor werknemers gelden ook voor de dga van een bv. De dga wordt fiscaal gezien namelijk als werknemer aangemerkt.

Ook voor de zelfstandig ondernemer

De waardering van het voordeel van een fiets van de zaak op 7% geldt ook voor zelfstandig ondernemers. Effectief werkt dit hetzelfde als voor werknemers, zij het dat de 7%-bijtelling in dit geval bij de winst wordt opgeteld. Voor ondernemers geldt dat het bedrag van de bijtelling nooit meer kan bedragen dan de totale kosten van de fiets in het jaar.

Wel of geen privégebruik

De forfaitaire bijtelling is niet van toepassing als de werknemer de (deel)fiets alleen voor zakelijke ritten gebruikt en dus niet mee naar huis neemt. Wordt de fiets ook voor woon-werkverkeer gebruikt, dan geldt er een wettelijke fictie: de fiets wordt geacht ‘ook voor privédoeleinden ter beschikking te zijn gesteld indien de fiets ook voor woon-werkverkeer ter beschikking is gesteld’. Of de fiets ook daadwerkelijk privé wordt gebruikt, is voor deze regeling niet belangrijk. Anders dan bij een auto kan er bij gebruik van de fiets voor woon-werkverkeer dus geen ‘tegenbewijsregeling’ (rittenregistratie) gebruikt worden om aannemelijk te maken dat de fiets niet privé wordt gebruikt.

Let op! Ook als de fiets alleen privé wordt gebruikt en niet voor woon-werkverkeer, bijvoorbeeld omdat dit gezien de afstand niet mogelijk is, is de bijtellingsregeling van toepassing.

Tip! Worden deelfietsen die op de zaak of op een ander uitgiftepunt gestald staan ook voor woon-werkverkeer gebruikt, dan geldt voor die fiets de forfaitaire bijtelling. Lastig punt bij zo’n deelfiets is dan wel dat je als werknemer niet het hele jaar het exclusieve gebruiksrecht van de deelfiets hebt. In de wet is hier geen specifieke regeling voor getroffen. Per situatie zal dan gekeken moeten worden hoe de bijtelling berekend moet worden. Overleg met de Belastingdienst over deze deelfietsen is dan aan te raden.

Definitie van een fiets

Er bestaat geen wettelijke definitie van een fiets. Voor de loonbelasting telt daarom als fiets wat in het gewone spraakgebruik als fiets wordt gezien. De elektrische fiets of e-bike doet daar dus ook automatisch in mee.

Gewone brom- en snorfietsen vallen buiten de bijtellingsregeling voor fietsen. Wel valt door een wettelijke uitbreiding van het begrip ‘fiets’ in de loon- en inkomstenbelasting de speedpedelec onder het forfait van 7%. Een speedpedelec is een fiets met elektrische trapondersteuning met een maximale snelheid tussen de 25 en de 45 km per uur.

Fiscaal kunnen in deze regeling ook sportieve fietsen zoals een racefiets of mountainbike ingezet worden als fiets van de zaak.

Bijtelling over de consumentenadviesprijs

De in Nederland door de fabrikant of importeur publiek kenbaar gemaakte consumentenadviesprijs geldt als uitgangspunt voor de waarde waarover de bijtelling van 7% wordt berekend. Als er voor de fiets geen consumentenadviesprijs bekend is, moet de consumentenadviesprijs van de vergelijkbaarste fiets gehanteerd worden.

Deze waarde geldt zowel voor een nieuwe als voor een gebruikte fiets.

Tip! Het is daarom vaak aantrekkelijk de fiets na een aantal jaren door de werknemer in privé over te laten nemen. De werkgever mag voor wat betreft de overnameprijs uitgaan van de prijs bij aanschaf minus een afschrijving van 20% per jaar. Dit betekent dat de fiets na vijf jaar gratis door de werknemer zou kunnen worden overgenomen. De bijtelling van 7% vervalt vanaf dat moment. Voor zakelijk gefietste kilometers, inclusief woon-werkverkeer, kan dan een onbelaste vergoeding van € 0,23 (2025) per km worden verstrekt. Daarnaast kan de werkgever voor de overnameprijs van de fiets desgewenst een renteloze lening verstrekken.

Voor gebruikte fietsen zal het niet altijd makkelijk zijn om de oorspronkelijke consumentenadviesprijs te achterhalen. De gezamenlijke fietsimporteurs en fabrikanten hebben daarom via de Stichting Digitaal Samenwerken Tweewielerbranche een onlinetool beschikbaar gesteld op de website www.bijtellingzakelijkefiets.nl.

Btw aftrekbaar onder voorwaarden

Naast het effect op de loonbelasting kan de mate van gebruik voor woon-werkverkeer indirect ook van belang zijn voor de btw-aftrek op de fiets. De btw op de aankoop of de leasetermijnen is tot maximaal € 130 aftrekbaar.

Aan deze aftrek zijn in het BUA (Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting) wel voorwaarden verbonden. Die houden in dat de werkgever in het kalenderjaar en de twee voorafgaande kalenderjaren aan de werknemer niet eerder een fiets heeft verstrekt of ter beschikking heeft gesteld. Daarnaast mag de werkgever voor deze btw-aftrek vanaf het verstrekken of ter beschikking stellen van de fiets tot het einde van het kalenderjaar en in elk van de twee volgende kalenderjaren niet voor 50% of meer van het aantal dagen een reiskostenvergoeding verstrekken of op een andere manier voorzien in woon-werkverkeer.

Praktisch bezien betekent dit dus bijvoorbeeld géén btw-aftrek als de medewerker naast de fiets ook een auto van de zaak heeft, maar bijvoorbeeld wel btw-aftrek als de medewerker alle dagen per fiets reist en geen reiskostenvergoeding meer krijgt.

De aftrekbeperking van de btw tot maximaal € 130 geldt niet voor de zakelijke fiets van de ondernemer zelf. Deze zal daarom het privégebruik zo goed mogelijk moeten schatten en kan vervolgens dit deel van de btw niet aftrekken.

Eigen bijdrage voor privégebruik

De bijtelling voor het privégebruik van de ter beschikking gestelde fiets van de zaak betreft het bedrag dat bij de werknemer wordt belast voor het privé kunnen gebruiken van de fiets. Feitelijk gaat het daarbij om vaststelling van loon in natura. Voor zover de werknemer zelf de kosten van die fiets betaalt in de vorm van een vergoeding voor privégebruik, is er geen sprake van een belast voordeel en daarom ook niet van fiscaal loon in natura. In de wet is het zo geregeld dat de bijtelling belast wordt ‘voor zover deze uitgaat boven de vergoeding die de werknemer voor het gebruik voor privédoeleinden is verschuldigd’.

Tip! Belangrijk is dan wel dat de werkgever de bijdrage van de werknemer juridisch en administratief de vorm geeft van een vergoeding voor privégebruik en dat dit administratief via de loonstrook verwerkt wordt.

Betaalt de werknemer een eigen bijdrage voor de ter beschikking gestelde fiets, dan is die bijdrage belast met btw. Voor de btw-aftrek van maximaal € 130 moet vervolgens worden beoordeeld of de inkoopprijs minus de eigen bijdrage hoger of lager is dan € 749 inclusief btw. Als het saldo niet hoger is dan dit bedrag, komt de voor de inkoop/lease van de fiets aan de ondernemer in rekening gebrachte btw volledig voor aftrek in aanmerking.

Als de inkoopprijs of het totaal van de leasetermijnen na aftrek van de eigen bijdrage van de werknemer hoger is dan € 749 inclusief btw, is de aftrek van btw uitgesloten voor het bedrag dat uitkomt boven € 749.

Investeringsaftrek

Op zakelijke, al dan niet ter beschikking gestelde fietsen kunt u in aanmerking komen voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA). Op elektrische bakfietsen of cargobikes (bakfiets voor vrachtvervoer) krijgt u daarnaast 36% milieu-investeringsaftrek (MIA) en 75% Vamil, beide over 90% van het bedrag van de investering. Is de bakfiets of cargobike ook voorzien van zonnepanelen, dan bedraagt de MIA 45% en de Vamil 75%, ook nu over 90% van het investeringsbedrag. 

Verder kunt u voor een draadloos oplaadpunt voor elektrische (bak)fietsen 45% MIA krijgen en 75% Vamil. Bovengenoemde investeringsaftrek geldt ook bij operationele lease, waarbij de leasemaatschappij de aftrek toepast. Er geldt wel een aantal aanvullende voorwaarden. Zo moet onder andere het gewicht van de bakfiets of cargobike minstens 75 kilo bedragen. De MIA en Vamil gelden ook voor een eventuele aanhangwagen en wisselaccu.

Tip! Om voor de MIA en willekeurige afschrijving in aanmerking te komen, moet de investering binnen drie maanden na het aangaan van de verplichting(en) zijn aangemeld bij de RVO.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

advieswijzer
2/4/2025
Fiets

Advieswijzer Fiets van de zaak

Verstrekt u aan uw personeel een fiets van de zaak? Heeft u als dga een fiets van de zaak? Dan bedraagt het bijtellingspercentage voor uw werknemer of voor u als dga 7%. Wat zijn de verdere fiscale randvoorwaarden voor deze regeling, welk type fiets valt hieronder en hoe zit het met privégebruik?

LEES VERDER

Let op! In eerste instantie gaat dit alleen gelden voor rijksbelastingen.

Betalingsmoeilijkheden

Belastingplichtigen kunnen bij betalingsmoeilijkheden een verzoek indienen bij de Belastingdienst voor uitstel van betaling of kwijtschelding van belasting. Onder meer tijdens de coronacrisis werd hiervan veelvuldig gebruikgemaakt. Of uitstel van betaling c.q. kwijtschelding wordt verleend, hangt onder meer af van de betalingscapaciteit van belastingplichtige. Hiervoor worden vaste normen gehanteerd. 

Wat bij afwijzing?

Bij afwijzing van een verzoek is nog administratief beroep mogelijk bij de directeur van de Belastingdienst. Wijst deze het beroep af, dan kan men alleen nog naar de burgerrechter stappen.

Vanaf 2027 belastingrechter bevoegd

Dit gaat vanaf 2027 veranderen voor verzoeken om uitstel van betaling en kwijtschelding die betrekking hebben op rijksbelastingen. Op dergelijke verzoeken wordt dan via een beschikking beslist, waarna bezwaar en uiteindelijk beroep bij de belastingrechter openstaat.

Lokale heffingen volgen

Ook tegen verzoeken om uitstel van betaling en kwijtschelding voor lokale belastingen, zoals gemeentelijke belastingen, zal op termijn bezwaar en beroep mogelijk zijn bij de belastingrechter. Het is echter nog niet bekend wanneer dit wordt doorgevoerd. 

nieuws
1/4/2025
Belastingdienst

Betere rechtsbescherming bij geschil uitstel van betaling en kwijtschelding belastingschuld

Belastingplichtigen krijgen vanaf 2027 betere rechtsbescherming bij geschillen over uitstel van betaling en kwijtschelding van belastingschulden. Dergelijke geschillen kunnen dan via bezwaar en beroep uiteindelijk bij de belastingrechter worden uitgevochten.

LEES VERDER

Dit oordeelde Rechtbank Noord-Holland die een casus behandelde waarin de Belastingdienst stelde dat de borgstelling onzakelijk was en verliesneming niet mogelijk was.

Borgstelling en regresvordering

In de praktijk gebeurt het zeer regelmatig dat een dga zich jegens de bank borg moet stellen voor (een deel van) de schulden die zijn bv aangaat. Op het moment dat de bv die schulden dan niet meer kan afbetalen aan de bank, wordt de dga als borg door de bank aangesproken om die schulden alsnog te voldoen. De dga krijgt dan een zogenaamde regresvordering op de bv: hij kan de door hem betaalde bedragen ter aflossing van de schulden van de bv weer verhalen op de bv. De bv heeft echter over het algemeen dan geen financiële middelen meer, met als gevolg dat de waarde van de regresvordering vaak lager is dan het nominale bedrag of zelfs nul is. 

Afwaardering regresvordering

De regresvordering van de dga op de bv valt onder de regeling van het ter beschikking stellen van vermogen (box 1). De vraag die in de praktijk dan vaak speelt is of de dga een verlies kan nemen vanwege de aanspraak als borg. De Belastingdienst stelt zich bijna altijd op het standpunt dat dit niet mogelijk is omdat de borgstelling van een dga voor schulden van zijn bv naar het oordeel van de Belastingdienst in vrijwel alle gevallen onzakelijk is. Er is, in de ogen van de Belastingdienst, bijvoorbeeld geen willekeurige derde te vinden die een dergelijke borgstelling zou aangaan tegen een vergoeding of het is vanaf het begin voor de dga al duidelijk dat hij op de borg zal worden aangesproken.

Gevolg is dat de dga van de Belastingdienst geen verlies vanwege de gedaalde waarde van de regresvordering mag nemen.

Rechtbank Noord-Holland

Vaak zal de Belastingdienst door een rechter in het gelijk worden gesteld. Er zijn echter situaties denkbaar waarin een borgstelling van een dga voor zijn bv wel degelijk zakelijk kan zijn. Het is bovendien aan de Belastingdienst om aan te tonen dat de borgstelling onzakelijk is. Dat moet de Belastingdienst doen door aannemelijk te maken dat er geen derde is die onder dezelfde omstandigheden bereid zou zijn een dergelijke borgstelling aan te gaan. Slaagt de Belastingdienst niet in deze bewijslast, dan is de borgstelling zakelijk.

Zo verliep ook de casus die voorlag bij rechtbank Noord-Holland. De dga in die casus stond borg voor schulden die bij een bv ontstaan waren door de overname van een onderneming. De borgstelling bedroeg in dit geval een relatief klein deel van de totale schuld. Er was in deze casus ook een derde (in casu de verkoper van de onderneming) bereid geweest garant te staan voor een deel van de borgstelling. Er was naar het oordeel van de rechtbank verder geen reden om aan te nemen dat leningen die de bank aan de bv verstrekte onzakelijk waren. Dit alles bij elkaar maakte dat de rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst niet aannemelijk maakte dat sprake was van een onzakelijke borgstelling. De dga kon daarom een verlies nemen ter grootte van het bedrag waarvoor hij was aangesproken als borg.

In de praktijk

Voorgaande uitspraak betekent niet dat hiermee elke borgstelling zakelijk is en een eventueel verlies aftrekbaar. Een en ander is sterk afhankelijk van de individuele feiten en omstandigheden en de beoordeling daarvan door de Belastingdienst en uiteindelijk de rechter.

Houd er verder rekening mee dat wellicht hoger beroep is ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank en dat een gerechtshof mogelijk dus nog anders kan oordelen.

nieuws
1/4/2025
Stoplicht

Aftrekbaar verlies uit borgstelling

Een dga die als borg werd aangeschreven mocht de daardoor ontstane regresvordering op zijn bv afwaarderen en dus een verlies in aanmerking nemen.

LEES VERDER

Deze tegemoetkoming bestaat uit een vast bedrag per verloond uur met een vast maximaal bedrag per jaar. Er is met ingang van 2025 nog maar één vorm: de loonkostenvoordelen. De andere mogelijkheid, de lage-inkomensvoordelen (LIV), is per 2025 gestopt. Ook de komende jaren staat nog een aantal wijzigingen op het programma.

Loonkostenvoordelen

Om voor loonkostenvoordelen (LKV’s) in aanmerking te komen, moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Zo moet de werknemer verzekerd zijn voor werknemersverzekeringen en mag de AOW-leeftijd nog niet zijn bereikt. Voor het loonkostenvoordeel voor oudere werknemers moet de werknemer bij aanvang van de dienstbetrekking 56 jaar of ouder zijn en voor de overige LKV’s moet het gaan om een werknemer met een arbeidsbeperking.

Verschillende soorten LKV’s

Er zijn in 2025 nog vier soorten LKV’s, namelijk:

  1.  voor oudere werknemers
  2. voor arbeidsbeperkte werknemers
  3. voor doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden
  4. voor herplaatsen arbeidsbeperkte werknemer

Tip! Per loonkostenvoordeel verschillen de voorwaarden om ervoor in aanmerking te komen. Neem voor de exacte voorwaarden contact op met onze adviseurs.

U heeft recht op een LKV vanaf het moment dat de werknemer bij u in dienst komt, voor maximaal drie jaar, maar uiterlijk tot de werknemer de AOW-leeftijd bereikt. Het LKV voor het herplaatsen van een arbeidsbeperkte werknemer geldt maximaal één jaar.

Bedragen LKV voor 2025

Hoeveel loonkostenvoordeel u krijgt, hangt dus af van het aantal verloonde uren en van het soort loonkostenvoordeel. De bedragen voor 2025, die in 2026 worden uitbetaald, zijn: 

 Loonkostenvoordeel  Bedrag per verloond uur  Maximumbedrag per jaar
 Oudere werknemer  € 1,35  € 2.600
 Oudere werknemer die voor 2024 in dienst is gekomen  € 3,05  € 6.000
 Arbeidsbeperkte werknemer  € 3,05  € 6.000
 Doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden  € 1,01  € 2.000
 Herplaatsen arbeidsbeperkte werknemer  € 3,05  € 6.000

Hoe vraagt u een LKV aan?

U vraagt het loonkostenvoordeel aan in uw aangifte loonheffingen door de indicatie voor het LKV aan te zetten. Zonder deze indicatie ontvangt u geen LKV. De aanvraag kunt u doen zodra u een doelgroepverklaring van uw werknemer heeft. In de doelgroepverklaring staat voor welk loonkostenvoordeel de verklaring is afgegeven en de voorwaarden waaraan uw werknemer voldoet. De doelgroepverklaring vraagt uw werknemer aan bij het UWV. Deze wordt alleen verstrekt aan de werknemer, tenzij deze u gemachtigd heeft om de verklaring aan te vragen en te ontvangen. 

Let op! De doelgroepverklaring moet tijdig aangevraagd worden, namelijk binnen drie maanden na aanvang van de dienstbetrekking. Als de aanvraag te laat binnen is, krijgt uw werknemer geen doelgroepverklaring meer en kunt u geen aanspraak maken op het LKV.

U krijgt uiterlijk 15 maart een voorlopige berekening van de loonkostenvoordelen waar u voor uw werknemers over het voorgaande jaar recht op heeft. De berekening is gebaseerd op de aangiften en correcties over het voorgaande jaar die u tot en met 31 januari van het daaropvolgende jaar heeft gedaan. U kunt tot en met 1 mei correcties over het voorgaande jaar insturen. Die worden nog meegenomen in de definitieve berekening van uw loonkostenvoordelen. De definitieve berekening van uw loonkostenvoordelen ontvangt u vóór 1 augustus van de Belastingdienst, op basis van de berekening van het UWV.

LKV oudere werknemers vanaf 1 januari 2024 stapsgewijs afgeschaft

Het LKV oudere werknemer zal stoppen in fases. Voor alle dienstverbanden die begonnen zijn op of na 1 januari 2024 betekent dit dat er per 1 januari 2025 een verlaagde tegemoetkoming van € 1,35 per verloond uur (maximaal € 2.600 per jaar) van toepassing is. Per 1 januari 2026 ontvangt u voor deze groep in het geheel geen tegemoetkoming meer. De regeling is voor die groep dan afgeschaft.

Voor dienstverbanden die zijn begonnen vóór 1 januari 2024 gelden deze wijzigingen niet. Hiervoor geldt dat de driejaarstermijn kan worden volgemaakt in 2026. Vanaf 2027 zal het LKV oudere werknemer ook voor deze groep zijn afgeschaft.

Tip! Komt een nieuwe werknemer, naast de doelgroepverklaring oudere werknemer, ook in aanmerking voor de doelgroepverklaring arbeidsbeperkte werknemer? Dan is het gunstiger als de werknemer de doelgroepverklaring arbeidsbeperkte werknemer aanvraagt. De bedragen van het LKV arbeidsbeperkte werknemer blijven ongewijzigd en ook de duur blijft maximaal drie jaar. U heeft in zo’n situatie recht op een hoger en langer doorlopend bedrag aan LKV dan wanneer de doelgroepverklaring oudere werknemer wordt aangevraagd. 

Wetsvoorstel banenafspraak: wijzigingen LKV banenafspraak (per 2026?)

Op 11 februari 2025 is het Wetsvoorstel banenafspraak aangenomen door de Tweede Kamer. In het wetsvoorstel is opgenomen dat de huidige maximale periode van drie jaar voor het verkrijgen van LKV werknemers uit de doelgroep van de banenafspraak en scholingsbelemmerden een structurele tegemoetkoming wordt. U heeft hier dan recht op zolang aan de voorwaarden voor deze LKV wordt voldaan.

Verder komt er een soort bonusregeling; deze houdt in dat wanneer er een extra heffing komt voor werkgevers omdat onvoldoende werknemers uit de doelgroep banen afspraak aan het werk zijn, de bedragen voor deze LKV  substantieel verhoogd worden en de werkgever nog steeds een voordeel kan behalen.

Na het ingaan deze wet hoeft u voor het LKV banenafspraak ook geen doelgroepverklaring meer te hebben. U moet dan wel in het doelgroepregister van het UWV nakijken of de betreffende werknemer is opgenomen.

Let op! Dit geldt specifiek voor deze LKV. Voor het LKV arbeidsbeperkte werknemers zult u nog wel steeds een doelgroepverklaring nodig hebben.

Ten slotte wijzigt de groep werknemers voor wie recht bestaat op de huidige LKV banenafspraak en scholingsbelemmerden. De LKV wordt uitsluitend van toepassing op iedereen opgenomen in het doelgroepregister banenafspraak

Na invoer wet géén LKV meer voor:

  • Wajongers die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben; deze kunnen echter wel worden opgenomen in het doelgroepregister
  • Scholingsbelemmerden die niet tot de doelgroep banenafspraak horen
  • Werknemers uit de banenafspraak met een indicatie beschut werk

De Eerste Kamer moet het wetsvoorstel nog aannemen. Het is de bedoeling dat de wet per 2026 ingaat.

Verruiming LKV herplaatsen arbeidsbeperkte werknemer per 1 januari 2025

Op dit moment hebben werkgevers recht op het LKV herplaatsen arbeidsbeperkte werknemer als de werknemer zijn eigen arbeid geheel of gedeeltelijk hervat of een andere functie gaat bekleden bij dezelfde werkgevers én daarnaast in de maand daaraan voorafgaand recht had op een WIA-uitkering. Deze voorwaarden zijn per 2025 gewijzigd. In de nieuwe vorm van het LKV herplaatsen arbeidsbeperkte werknemer heeft u ook recht op dit loonkostenvoordeel als de werknemer in de wachttijd al (gedeeltelijk) is gaan werken, na de wachttijd recht op een WIA-uitkering ontstaat en hij bij zijn werkgever blijft werken. De werknemer moet dan na afloop van de 104 weken wachttijd wel binnen drie maanden na ontvangst van de WIA-toekenning een doelgroepverklaring aanvragen bij het UWV. Ook wordt de mogelijkheid ingevoerd om bij wisseling van werkgever het resterende recht op een loonkostenvoordeel mee te kunnen nemen. Hierdoor komen werkgevers voor meer werknemers in aanmerking voor dit loonkostenvoordeel.

Lage-inkomensvoordeel (LIV)

Per 1 januari 2025 is het LIV afgeschaft. U had voor het jaar 2024 nog wel recht op het LIV voor werknemers die rond het minimumloon verdienen (gemiddeld per uur van minimaal € 14,33 tot en met maximaal € 14,91). Er golden nog meer voorwaarden voor het LIV, onder meer dat voor de werknemer in 2024 minimaal 1248 uren verloond is. Hoewel het LIV in 2025 is afgeschaft, vindt uitbetaling van het LIV 2024 nog wel plaats in juli/augustus 2025.

Loonkostensubsidie

U kunt in aanmerking komen voor loonkostensubsidie voor werknemers met een arbeidsbeperking die niet in staat zijn om met voltijds werken 100% van het wettelijk minimumloon te verdienen (en die onder de gemeentelijke doelgroep Participatiewet vallen). Deze subsidie wordt aan u uitgekeerd door de gemeente waar de werknemer woont. Daar kunt u ook de aanvraag indienen. Door middel van een loonwaardebepaling wordt de productiviteit van de werknemer vastgesteld en op basis daarvan wordt de hoogte van de loonkostensubsidie bepaald. Deze bedraagt ten hoogste 70% van het wettelijk minimumloon. Zodra de loonwaarde van de werknemer gelijk is aan het wettelijk minimumloon, stopt de loonkostensubsidie. U ontvangt tevens een compensatie voor de premies werknemersverzekeringen, het werkgeversgedeelte van de pensioenpremie, de loondoorbetaling tijdens vakantiedagen en andere werkgeverslasten. Deze compensatie bedraagt in 2025 25%. Het percentage vergoeding werkgeverslasten is een gemiddelde van de werkgeverslasten in de verschillende bedrijfstakken. Bij een loonkostensubsidie ontvangt de werknemer het minimumloon, waardoor er mogelijk nog aanspraak bestaat op het LIV.

Een bijzondere vorm van de loonkostensubsidie is een forfaitaire loonkostensubsidie in het eerste halfjaar van een dienstverband van een werknemer. Dat houdt in dat u samen met de gemeente de mogelijkheid heeft om voor het eerste halfjaar van het dienstverband een loonkostensubsidie van 50% van het minimumloon overeen te komen. Na het eerste halfjaar past de gemeente de loonkostensubsidie aan op basis van een objectief op de werkplek vastgestelde loonwaarde van de werknemer. Een forfaitaire loonkostensubsidie maakt de start van een dienstverband met iemand uit de doelgroep loonkostensubsidie misschien gemakkelijker voor u als werkgever. Bovendien kan in het eerste halfjaar een goed beeld worden verkregen van de capaciteiten van de werknemer.

Let op! Aanvragen moet in beginsel vóór de start van het dienstverband of binnen één maand na de start. Voor een bepaalde doelgroep kunt u ook binnen zes maanden na de start de loonkostensubsidie aanvragen. Het gaat hierbij onder meer om schoolverlaters uit het voortgezet speciaal onderwijs, het praktijkonderwijs of de entreeopleiding mbo en voor mensen die vallen onder de re-integratieverantwoordelijkheid van de gemeente.

Loondispensatie

Voor mensen met een arbeidsbeperking en een Wajong-uitkering kunt u loondispensatie aanvragen bij het UWV. U vraagt het UWV toestemming om minder dan het wettelijk minimumloon uit te betalen aan de werknemer. Dit doet u door het invullen van het formulier Aanvraag loondispensatie Wajong.

Een arbeidsdeskundige van het UWV beoordeelt of de werknemer minder presteert door zijn ziekte of handicap en bepaalt dan welk percentage van het wettelijk minimumloon u aan de werknemer moet betalen. De werknemer krijgt van het UWV een aanvulling op het salaris.

Loondispensatie ontvangt u minimaal een halfjaar en maximaal vijf jaar, maar het is mogelijk om een verlenging aan te vragen. Uiteindelijk is het de bedoeling dat de werknemer hetzelfde gaat verdienen als andere werknemers.

Andere regelingen

Naast de hiervoor beschreven subsidies en tegemoetkomingen zijn er nog meer regelingen, aan te vragen bij het UWV of de gemeente, bijvoorbeeld:

  • een vergoeding of ondersteuning voor een aangepaste werkplek voor een werknemer met een ziekte of handicap;
  • een no-riskpolis bij het in dienst nemen van een werknemer met een hoog uitvalrisico;
  • het via een proefplaatsing twee maanden op proef laten werken van een werknemer;
  • persoonlijke ondersteuning/jobcoach.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

advieswijzer
1/4/2025
Verkeersbord

Advieswijzer Voordelen loonkosten

Als werkgever heeft u voor bepaalde groepen werknemers die moeilijker aan het werk komen – onder voorwaarden – recht op een tegemoetkoming in de loonkosten. Dit is vastgelegd in de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl).

LEES VERDER