Buitenlands belastingplichtigen kunnen onder voorwaarden als kwalificerend buitenlands belastingplichtige worden aangemerkt. Dit kan tal van fiscale voordelen hebben. Tot nu toe is hiervoor wel een inkomensverklaring vereist. In het Belastingplan 2026 is een voorstel opgenomen om deze eis te versoepelen.

Voor de status van kwalificerend buitenlands belastingplichtige is vereist dat u niet in Nederland woont, maar in een ander EU-land, in Liechtenstein, Noorwegen, IJsland, Zwitserland, op Bonaire, Sint Eustatius of Saba. Verder is vereist dat u over minstens 90% van uw inkomen belasting betaalt in Nederland. Daarbij gaat het om uw gehele inkomen in en buiten Nederland.
Bent u kwalificerend buitenlands belastingplichtige, dan heeft u recht op dezelfde aftrekposten en heffingskortingen als personen die in Nederland wonen. Denk bijvoorbeeld aan de aftrek van hypotheekrente en van mogelijke hoge zorgkosten.
Voor de status van kwalificerend buitenlands belastingplichtige heeft u wel een inkomensverklaring nodig. Deze is te downloaden op de site van de Nederlandse Belastingdienst, maar de Belastingdienst in het woonland moet wel verklaren dat de ingevulde gegevens kloppen en dit ondertekenen. Omdat dit in de praktijk vaak moeilijkheden oplevert omdat niet ieder land hieraan mee wil werken, is vanaf 1 januari 2026 niet meer vereist dat u een inkomensverklaring kunt tonen.
U dient vanaf 1 januari 2026 desgevraagd aan kunnen tonen dat minstens 90% van uw inkomen in Nederland wordt belast. Dit kan met behulp van een inkomensverklaring, maar u kunt dit ook aannemelijk maken via bijvoorbeeld aangiftes of aanslagen uit het land waar u woont.
Let op! Dit wetsvoorstel moet nog door de nieuwe Tweede Kamer en de Eerste Kamer worden goedgekeurd en is dus nog niet definitief.

De leeftijd waarop recht ontstaat op AOW, blijft in 2031 gehandhaafd op 67 jaar en 3 maanden, net als in 2030. Deze leeftijd wordt vijf jaar van tevoren bekendgemaakt en daarna ook niet meer gewijzigd. De AOW-leeftijd wordt gebaseerd op de levensverwachting.
Lees verder
Ondernemers in de inkomstenbelasting gebruiken bepaalde bedrijfsmiddelen soms zowel zakelijk als privé. Onder voorwaarden kunnen deze bedrijfsmiddelen dan ofwel tot het privévermogen, ofwel tot het ondernemingsvermogen gerekend worden. Wat is daarvoor bepalend?
Lees verder