Als u via uw bv investeert in cryptovaluta of andere vormen van belegging, is van belang dat duidelijk vastligt of het een investering van uw bv betreft of dat u als dga in privé investeert. Dit moet blijken uit de feiten en omstandigheden. Is een en ander onvoldoende duidelijk, dan kan dit in bepaalde situaties tot een ongunstige belastingafrekening leiden.
In een zaak die onlangs behandeld werd door de rechtbank in Den Haag, had de dga van een bv € 250.000 geïnvesteerd in crypto-tokens. De overeenkomst omtrent de investering was gesloten met een vennootschap die gevestigd was in de Verenigde Arabische Emiraten. Kort na de investering werd duidelijk dat er sprake was van oplichting en dat de investering als verloren kon worden beschouwd.
Voor de rechtbank stond de vraag centraal of de investering voor rekening van de dga of van de bv was gedaan. De bv en de dga waren van mening dat er sprake was geweest van een investering door de bv. Zij wilden het verlies dan ook ten laste van de winst van de bv brengen. De inspecteur was van mening dat de dga in privé in de crypto-tokens had gehandeld en achtte het verlies dan ook niet aftrekbaar voor de bv.
Volgens de rechtbank bleek uit de stukken dat de overeenkomst met de vennootschap uit de Verenigde Arabische Emiraten door de dga in privé gesloten was. Dat de dga als bestuurder van de bv of in opdracht van de bv had gehandeld, bleek niet uit de feiten. Volgens de rechtbank was niet van belang dat de investering vanaf een rekening van de bv was gedaan. Ook het feit dat de investering als ‘effecten’ in de jaarrekening geboekt was, maakte geen verschil. Ten tijde van de opstelling ervan was immers al duidelijk dat de investering waardeloos moest worden geacht.
Een en ander leidde tot de conclusie dat er sprake was van een winstuitdeling ter grootte van € 250.000. De rechtbank was het met de inspecteur eens dat de dga hiervoor in box 2 belast diende te worden.
Tip! Investeert u als dga vanuit uw bv? Maak met uw bv afspraken over deze investering en leg deze zorgvuldig vast.
Als biologische niet-erkende kinderen van hun vader een erfenis krijgen, bestaat wettelijk gezien geen recht op de hogere vrijstelling en geen recht op het lagere tarief dat geldt voor kinderen in de erfbelasting. Met een beroep op de hardheidsclausule kan nu, onder voorwaarden, toch recht bestaan op deze hogere vrijstelling en het lagere tarief.
Lees verderKunt u voor een nieuwe werknemer de 30%-regeling toepassen als zijn vorige werkgever dat ook deed en de looptijd van vijf jaar nog niet verstreken is? Dat kan onder voorwaarden, maar houdt daarbij in ieder geval de driemaandstermijn in de gaten.
Lees verder