Vanaf 1 juli 2025 zal het voor belastingplichtigen vaker mogelijk zijn om voor een belastingschuld gehele of gedeeltelijke kwijtschelding te krijgen. Om dit te bereiken is de Uitvoeringsregeling Invoeringswet gewijzigd.
De wijziging komt er in het kort op neer dat belastingplichtigen hun bezittingen niet meer direct hoeven te verkopen om hun belastingschulden te voldoen, als dit voor hen onredelijk bezwarend is. De waarde van de bezitting min de erop drukkende schuld moet dan wel binnen een door de Belastingdienst bepaalde termijn worden gebruikt om de belastingschuld mee af te lossen. Daarbij gaat het alleen om schulden die voorrang hebben op de Belastingdienst, zoals hypotheken. Blijft daarna toch nog een deel van de belastingschuld over, dan bestaat tevens de mogelijkheid dat hiervoor kwijtschelding wordt verleend. Het bezit van bepaalde vormen van vermogen staat kwijtschelding dus niet langer in de weg, zoals nu wel het geval is.
Uit de toelichting op de wijziging blijkt dat deze zich onder meer richt op de eigen woning. Het wordt als onredelijk bezwarend gezien dat deze verkocht zou moeten worden om de belastingschuld te betalen, als deze door een verlenging van de betalingstermijn wel zou kunnen worden voldaan. Bij luxe goederen, zoals een plezierjacht of tweede auto, zal de wijziging niet van toepassing zijn.
Volgens de nieuwe regeling moet een belastingschuld binnen 72 maanden worden afgelost. Dit is vijf jaar langer dan de bestaande reguliere termijn van 12 maanden waarin een belastingschuld moet worden afgelost. Gedurende de eerste 12 maanden moeten belastingplichtigen ook alles wat ze boven hun ‘betalingscapaciteit’ aan inkomen hebben, aanwenden voor het betalen van hun belastingschuld. De resterende 60 maanden hoeft dit niet meer, onder de voorwaarde dat de waarde van de bezitting waarvan is vastgesteld dat het onredelijk bezwarend is om deze direct te moeten verkopen, wordt aangewend voor het betalen van de belastingschuld.
Let op! Wat de betalingscapaciteit van een belastingplichtige is, hangt van diverse factoren af, zoals het inkomen, de vaste lasten en de gezinssamenstelling.
Als biologische niet-erkende kinderen van hun vader een erfenis krijgen, bestaat wettelijk gezien geen recht op de hogere vrijstelling en geen recht op het lagere tarief dat geldt voor kinderen in de erfbelasting. Met een beroep op de hardheidsclausule kan nu, onder voorwaarden, toch recht bestaan op deze hogere vrijstelling en het lagere tarief.
Lees verderKunt u voor een nieuwe werknemer de 30%-regeling toepassen als zijn vorige werkgever dat ook deed en de looptijd van vijf jaar nog niet verstreken is? Dat kan onder voorwaarden, maar houdt daarbij in ieder geval de driemaandstermijn in de gaten.
Lees verder