Als partners uit elkaar gaan, is vaak sprake van een alimentatieverplichting. Deze alimentatie is bij de betaler meestal aftrekbaar en bij de ontvanger ervan belast. Wordt echter meer betaald dan overeengekomen, dan is de aftrek van het meerdere onzeker.
In een uitspraak van het gerechtshof Den Haag blijkt welke aspecten hierbij bepalend zijn. In deze zaak handelde het om een echtpaar dat gescheiden was. Op basis van het echtscheidingsconvenant zou de vrouw na de scheiding terugkeren naar Roemenië en er werd daarom een alimentatie afgesproken van € 300 per maand. De vrouw keerde na drie jaar echter weer terug naar Nederland, waarop partijen afspraken dat de alimentatie verhoogd zou worden naar ruim € 2.500 per maand.
Voor het Hof ging het om de vraag of het meerdere aan alimentatie voor de man aftrekbaar was. Dit is het geval als er rechtstreeks uit het familierecht een wettelijke verplichting tot het betalen van alimentatie volgt. Deze wettelijke verplichting kan blijken uit een gerechtelijke uitspraak, of uit een tussen partijen gemaakte overeenkomst. Aftrek is ook mogelijk bij in rechte vorderbare periodieke betalingen als die berusten op een dringende morele verplichting tot voorziening in het levensonderhoud.
Het Hof kwam op basis van de stukken tot de conclusie dat de aanvullende alimentatie niet rust op een rechtstreeks uit het familierecht voortvloeiende wettelijke verplichting. Ook bleek dat de extra betalingen niet juridisch afdwingbaar waren. Een naderhand opgestelde aanvulling op de echtscheidingsovereenkomst brengt hierin geen verandering, aldus het Hof. De conclusie is dan ook dat het meerdere aan betaalde alimentatie niet aftrekbaar is.
Als u als dga werkzaamheden voor uw bv verricht, bent u verplicht uzelf jaarlijks een gebruikelijk loon toe te kennen. Dit is ook het geval als u voor uw bv slechts een zeer gering aantal werkzaamheden verricht. Bij de hoogte van het gebruikelijk loon kan hiermee wel rekening worden gehouden.
Lees verderOp 19 mei jl. is het wetsvoorstel Meer zekerheid voor flexwerkers ingediend bij de Tweede Kamer. Zoals de titel al aangeeft, beoogt de wet werknemers die werkzaam zijn op basis van bijvoorbeeld een tijdelijk contract, een uitzendovereenkomst of een oproepovereenkomst meer zekerheid te geven. De beoogde invoering van de nieuwe wet is 1 januari 2027.
Lees verder