ACTUEEL

Zoek:
Filter op soort artikel:
Thank you! Your submission has been received!
Oops! Something went wrong while submitting the form.

Aftrek zorgkosten

De aftrek van zorg- of ziektekosten betekent dat uw belastbaar inkomen lager wordt, waardoor u minder belasting betaalt. Lang niet alle zorgkosten zijn aftrekbaar. Ook geldt er ten aanzien van de kosten die u wilt aftrekken een drempel waarbij geldt: hoe hoger uw inkomen, hoe hoger de drempel. Daarbij is bepalend of u het hele jaar een fiscale partner heeft. Is dit het geval, dan telt u namelijk beide inkomens bij elkaar op. Heeft u niet het hele jaar een fiscale partner, dan doet u dit alleen als u ervoor kiest elkaars fiscale partner te zijn. De drempel betekent dat u een deel van de kosten niet kunt aftrekken, u mag namelijk alleen het bedrag aftrekken dat boven de voor u geldende drempel uitkomt.

Voorbeeld

De Belastingdienst legt de aftrek van de kosten van een hoortoestel als specifieke zorgkosten uit aan de hand van een voorbeeld.

Verzekeraar
Stel een hoortoestel kost € 4.000. Van deze kosten komt via de zorgverzekeraar in beginsel € 1.600 voor vergoeding in aanmerking. Er geldt echter een eigen bijdrage van € 400. Daarnaast wordt ervan uitgegaan dat de belastingplichtige een eigen risico kent van € 300. 
Op basis van deze informatie zou de belastingplichtige via zijn verzekeraar € 1.600 - € 400 - € 300 = € 900 aan vergoeding ontvangen.

Fiscale aftrek
Belastingplichtige moet zelf € 4.000 - € 900 = € 3.100 bijdragen. Dit bedrag is niet in zijn geheel aftrekbaar. De eigen bijdrage en het eigen risico komen namelijk niet voor aftrek in aanmerking, zodat per saldo € 4.000 - € 900 - € 400 - € 300 = € 2.400 als uitgave voor aftrek specifieke zorgkosten in aanmerking komt. 

Aanvullende verzekering

De Belastingdienst gaat ook nog in op de gevolgen van de door sommige verzekeraars aangeboden mogelijkheid om eventueel een aanvullende verzekering af te sluiten teneinde het eigen risico te beperken. Dit heeft geen gevolgen voor omvang van de fiscale aftrek. Belastingplichtige hoeft dan minder bij te dragen aan de kosten van het hoortoestel, maar de hogere ontvangen vergoeding van de verzekeraar komt gewoon in mindering op het bedrag dat in aanmerking komt als specifieke zorgkosten. 

Duurder dan noodzakelijk?

De Belastingdienst gaat uit van de kosten van een hoortoestel dat voldoende is om het gehoor van betrokkene te verbeteren. Wordt een duurder toestel aangeschaft en worden de extra kosten niet vergoed, dan kunnen de extra kosten ook niet als zorgkosten worden afgetrokken.

nieuws
20/5/2025
Overheid

Valt een hoortoestel onder specifieke zorgkosten?

Zorgkosten zijn onder voorwaarden aftrekbaar van het inkomen. Een hoortoestel wordt aangemerkt als hulpmiddel en kan onder voorwaarden voor aftrek als specifieke zorgkosten in aanmerking komen. Welk deel van de kosten van een hoortoestel is aftrekbaar, rekening houdend met de eigen bijdrage en het eigen risico?

LEES VERDER

Aandelen in werkgever

Om een werknemer te belonen en te binden kan een werkgever aandelen aanbieden. Het is verstandig om daarbij afspraken te maken over het verplicht terugverkopen van de aandelen als de werknemer uit dienst treedt. Dit wordt ook wel een bad-leaver bepaling genoemd. Aan de Belastingdienst is gevraagd of een werknemer die bij uitdiensttreding zijn aandelen moet verkopen tegen een lagere prijs dan de waarde in het economische verkeer (hierna: WEV), een verlies kan nemen.

Voorgelegde casus

In de voorgelegde casus had een werknemer in jaar 1 aandelen verworven in zijn werkgever. De werknemer hoefde hier niets voor te betalen. Omdat de WEV op het moment van verwerven € 100 bedroeg, heeft de werkgever op dat moment loonheffingen ingehouden en afgedragen over een loonvoordeel van € 100.

Let op! Als de werknemer € 100 betaald had voor de aandelen, dan had de werkgever geen loonheffingen in hoeven te houden en af te dragen.

In jaar 4 treedt de werknemer uit dienst. Op grond van een afgesproken bad-leaver bepaling moet de werknemer de aandelen aan de werkgever verkopen voor € 500. De WEV van de aandelen is op dat moment € 800. Omdat de werknemer de aandelen op de vrije markt had kunnen verkopen voor € 800, maakt de werknemer een verlies van € 300.

Negatief loon

De Belastingdienst bevestigt dat de werknemer dit verlies van € 300 kan aanmerken als negatief loon. Het betreft hier namelijk een verlies dat aan de dienstbetrekking moet worden toegerekend, omdat de werknemer op grond van de bad-leaver bepaling verplicht was zijn aandelen tegen de lagere prijs aan te bieden.

Let op! Niet elke verkoop van aandelen leidt tot een negatief loon. Als een werknemer bijvoorbeeld vrijwillig zijn aandelen tegen een lagere prijs verkoopt, kan niet gesteld worden dat sprake is van een verlies dat aan de dienstbetrekking moet worden toegerekend.

nieuws
20/5/2025
Verkeersbord

Negatief loon door verkoop aandelen bij uitdiensttreding

Kan een uit dienst tredende werknemer een verlies nemen als hij verplicht is zijn aandelen in de werkgever aan te bieden tegen een lagere prijs dan de waarde in het economische verkeer?

LEES VERDER

Winst of resultaat uit overige werkzaamheden?

Onlangs werd voor de rechtbank Noord-Holland een procedure gevoerd over de vraag of positief behaalde resultaten met daytrading belast zijn in box 1. In de betreffende zaak ging het om een daytrader die met zijn voormalige werkgever een samenwerkingsovereenkomst inzake daytrading was aangegaan. Hiermee behaalde hij positieve resultaten die varieerden van € 137.000 tot meer dan € 800.000 per jaar. 

Volgens de inspecteur diende dit resultaat te worden aangemerkt en belast als winst uit onderneming of als resultaat uit overige werkzaamheden (row). Volgens de daytrader diende het vermogen belast te worden in box 3.

Bron van inkomen

De rechtbank stelde dat het resultaat belast zou zijn als winst of row als er sprake zou zijn van een bron van inkomen. Hiervoor is vereist dat er deelname is aan het economische verkeer, gericht op het behalen van voordeel en dat dit voordeel ook redelijkerwijs te verwachten is. Partijen verschilden van mening over de vraag of aan de laatste eis, dus dat een voordeel redelijker wijs te verwachten is, werd voldaan.

Voordeel redelijkerwijs te verwachten?

Ondanks de forse positieve resultaten gedurende vele jaren, komt de rechtbank tot de conclusie dat niet redelijkerwijs te verwachten was dat de daytrader voordeel zou behalen met zijn handelen. De rechtbank acht daytrading speculatief van aard, in een open markt, waarbij koersbewegingen niet te voorspellen zijn. De verrichte hoeveelheid arbeid is bovendien niet van invloed op het resultaat.

Resultaat staat los van speculatieve karakter

De positieve resultaten staan volgens de rechtbank ook los van het speculatieve karakter van daytrading. Ook het samenwerkingsverband met zijn ex-werkgever maken niet dat koersen beter voorspeld kunnen worden, aldus de rechtbank. Ook was er hierdoor geen sprake van lagere transactiekosten.

Collega’s minder succesrijk

De daytrader voerde tevens aan dat enkele collega’s een stuk minder succesvol waren geweest en enkelen zelfs een resultaat hadden behaald van enkele tonnen negatief. De rechtbank was het dan ook met hem eens dat het resultaat onbelast diende te blijven en er belastingheffing in box 3 diende te volgen.

nieuws
19/5/2025
Bril

Het belasten van inkomsten uit daytrading

Daytrading is een vorm van beleggen waarbij aandelen of andere beleggingsproducten veelal binnen een dag worden gekocht en weer doorverkocht. Door te profiteren van snelle koersbewegingen hoopt een daytrader een positief resultaat te behalen. Hoe dienen de resultaten te worden belast?

LEES VERDER

Belastingclaims bij bedrijfsoverdracht

Bij de overdracht van een IB-onderneming moet u rekening houden met belastingclaims. Inkomstenbelasting is aan de orde als de overdrager bij de bedrijfsoverdracht fiscale winst realiseert. Dat is het geval als de onderneming wordt verkocht voor meer dan de fiscale boekwaarde. De overdrager realiseert dan stille reserves in vermogensbestanddelen en/of goodwill in de onderneming. Daarover betaalt de overdrager het progressieve belastingtarief in box 1.

Let op! Bij bedrijfsoverdracht moet u ook rekening houden met de desinvesteringsbijtelling. Dat is een fiscale winstbijtelling waarmee investeringsaftrek uit de laatste vijf jaar deels wordt teruggedraaid, als in een kalenderjaar voor meer dan € 2.900 (bedrag 2025, in 2024 was dit nog € 2.800) wordt gedesinvesteerd. Er wordt per bedrijfsmiddel gekeken naar het percentage van de investeringsaftrek van destijds en dit wordt toegepast op de huidige overdrachtsprijs. Houd bij bedrijfsoverdracht ook rekening met het vrijvallen van de fiscale reserves.

Wordt een onderneming verkocht met een onroerende zaak (bedrijfspand) op de balans? Dan moet de overnemer waarschijnlijk overdrachtsbelasting betalen. Bij verkoop van aandelen in een bv is dat niet altijd het geval. Daarnaast is er mogelijk, onder voorwaarden, een vrijstelling van toepassing. Die komt verderop aan bod.

Schenkt de overdrager de onderneming of verkoopt hij de onderneming voor een te laag bedrag? Dan moet de overnemer schenkbelasting betalen. Er zijn vrijstellingen en betalingsregelingen, maar daarvoor gelden voorwaarden. Die worden hierna kort besproken.

Tip! De overdrager van een persoonlijke onderneming kan belastingheffing over de stakingswinst, onder voorwaarden, (deels) uitstellen door een premie te betalen voor een zogenoemde stakingslijfrente of door premies te storten op een lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht. De lijfrentepremie komt dan in aftrek op de belaste winst. De overdrager betaalt pas belasting als de uitkering uit de lijfrente gaat vloeien. Ook kan de overdrager op deze manier de bestaande oudedagsreserve omzetten in een lijfrente. Opbouw van een oudedagsreserve is overigens vanaf 2023 al niet meer mogelijk.

Is sprake van rechtstreekse overdracht van aandelen in een bv door een dga en is de verkoopprijs hoger dan de verkrijgingsprijs van de aandelen? Dan geniet de overdrager een boekwinst (ofwel: vervreemdingsvoordeel) en dus inkomen uit aanmerkelijk belang. Daarover moet hij in 2025 31% (tot € 67.804 en bij fiscale partners tot € 135.608 is dat 24,5%) belasting betalen in box 2.

Tip! De directe inkomstenbelastingheffing in box 2 bij verkoop van de aandelen kunt u voorkomen met een holdingstructuur. De holding verkoopt dan de aandelen in de werk-bv. De boekwinst die de holding-bv daarbij geniet door de verkoop van de werk-bv valt dan onder de deelnemingsvrijstelling. Zet deze structuur wel tijdig op. Zo kan de Belastingdienst bijvoorbeeld een probleem maken van een verkoop binnen drie jaar na opzetten van de holdingstructuur met gebruik van bepaalde faciliteiten. Hoewel er een tegenbewijsregeling is, is het altijd beter om een eventuele discussie met de Belastingdienst te voorkomen.

Let op! Denk bij schenking van uw bedrijf ook aan de mogelijke erfrechtelijke gevolgen. Door een schenking van uw bedrijf kunnen uw kinderen die het bedrijf niet voortzetten worden benadeeld in hun legitieme portie. Ga daarom ook na of er erfrechtelijke gevolgen zijn verbonden aan de bedrijfsopvolging en pas eventueel uw testament hierop aan.

Bedrijfsopvolging persoonlijke onderneming (inkomstenbelasting)

Een beste manier om inkomstenbelasting te besparen bij bedrijfsoverdracht van een persoonlijke onderneming is er niet. Het hangt af van de omstandigheden. Kijkend naar het familiebedrijf zal vaak sprake zijn van een bekende die het bedrijf overneemt: de zoon of dochter of aangetrouwde familie. Om gebruik te kunnen maken van fiscale faciliteiten, moet het wel iemand zijn die al in het bedrijf meewerkt of al als ondernemer betrokken is. Er kan dan worden gekozen tussen afrekenen of doorschuiven.

Afrekenen

Afrekenen betekent dat de bedrijfsoverdrager het bedrijf verkoopt, de stakingswinst opgeeft aan de Belastingdienst en daarover belasting betaalt. Hij mag € 3.630 stakingsaftrek van deze stakingswinst aftrekken als deze € 3.630 of hoger bedraagt. De mkb-winstvrijstelling van in 2025 12,7% is ook in het stakingsjaar van toepassing. Houd er wel rekening mee dat deze aftrek in 2025 slechts plaatsvindt tegen ten hoogste het belastingtarief van 37,48%. Of de bedrijfsoverdrager daadwerkelijk inkomstenbelasting betaalt, hangt ook af van de omvang van zijn gewone jaarwinst, stakingswinst en eventueel de stakingslijfrentepremieaftrek.

Let op! Een staking op de eerste werkdag van een jaar wordt gezien als een staking in het voorgaande jaar, waardoor de stakingswinst opgeteld wordt bij de gewone jaarwinst van dat jaar.

Tip! Controleer bij het staken van de onderneming of er misschien nog sprake is van niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek (NGZA) uit het verleden. Een ondernemer kan namelijk niet meer zelfstandigenaftrek claimen dan er fiscale winst is. Het bedrag dat niet in aftrek komt, wordt gestald in de NGZA.

Afrekenen vanwege onverrekende verliezen of stakingslijfrente

In de inkomstenbelasting kan een verlies worden verrekend met de inkomsten van de drie voorafgaande jaren en de negen volgende kalenderjaren. Afrekenen in plaats van doorschuiven bij bedrijfsoverdracht kan fiscaal voordelig zijn als de bedrijfsoverdrager nog onverrekende verliezen heeft die hij kan verrekenen met de stakingswinst. Als de bedrijfsoverdrager de stakingswinst kan omzetten in een lijfrente, kan dat ook een reden zijn om te kiezen voor afrekenen.

De bedrijfsoverdrager betaalt op het moment van de bedrijfsoverdracht dan geen (of veel minder) inkomstenbelasting over de stakingswinst, terwijl de bedrijfsopvolger kan afschrijven over de hogere werkelijke waarde van de onderneming in plaats van over de overgenomen fiscale boekwaarde. Ook heeft de bedrijfsopvolger dan investeringsaftrek en mag hij – als hij starter is – willekeurig afschrijven.

Tip! Verkoopt de overdrager zijn persoonlijke onderneming aan een natuurlijke persoon en blijft die de koopsom schuldig? Dan kan de overdrager, onder voorwaarden, schriftelijk verzoeken om maximaal tien jaar renteloos uitstel van betaling van de inkomstenbelastingclaim over de stakingswinst zover die betrekking heeft op de overdracht van vermogensbestanddelen. Hij moet dan wel de inkomstenbelasting in gelijke jaarlijkse delen aan de Belastingdienst betalen. Om het uitstel van betaling moet worden verzocht en er moet zekerheid worden gesteld.

Doorschuiven

Doorschuiven betekent dat de bedrijfsoverdrager het bedrijf verkoopt en dat de bedrijfsopvolger de inkomstenbelastingclaim van de bedrijfsoverdrager overneemt. De waarde van het bedrijf wordt op hetzelfde bedrag bepaald als bij de variant van afrekenen, maar de (contante waarde van de) overgedragen inkomstenbelastingclaim komt er nog op in mindering. Deze variant heet doorschuiven, omdat de bedrijfsopvolger in deze variant voor de onderneming in zijn fiscale winstaangifte de fiscale boekwaarde van de overgenomen onderneming hanteert.

Tip! Heeft u iemand op het oog aan wie u de zaak fiscaal wil doorschuiven? Dat kan alleen als die persoon al 36 maanden medeondernemer of werknemer is. Laat uw bedrijfsopvolger daarom als medeondernemer of werknemer ten minste 36 maanden voorafgaand aan de overdracht meedraaien in het bedrijf.

Let op! In sommige situaties, zoals bij langdurige ziekte van de overdrager, wordt de termijn van 36 maanden verkort.

De bedrijfsopvolger neemt de fiscale boekwaarde over en gaat na het doorschuiven afschrijven zoals de overdrager dat deed. Hij geniet dus geen afschrijvingsvoordeel. Zijn fiscale winst ten opzichte van de variant ‘afrekenen’ zal dus hoger zijn. Hij heeft geen recht op willekeurige afschrijving en als hij binnen drie jaar staakt, heeft hij geen recht op stakingsaftrek.

Let op! Bij doorschuiving heeft de inkomstenbelastingclaim dus grote invloed op de overnamesom. De waardering van de inkomstenbelastingclaim hangt echter af van vele variabelen, zoals looptijd en rentepercentage, waarover bedrijfsoverdrager en bedrijfsovernemer verschillend kunnen denken.

Doorschuiving moet daarom ‘passen’ bij de personen van de bedrijfsoverdrager en bedrijfsovernemer. Of u nou kiest voor afrekenen of doorschuiven, er zijn veel voorwaarden aan verbonden waar u rekening mee moet houden. Voor een afgewogen beslissing overlegt u met een van onze adviseurs.

Firma als opvolgingsinstrument van persoonlijke onderneming

Als u uw persoonlijke onderneming liever niet in één keer overdraagt, maar de bedrijfsopvolging wilt blijven begeleiden of zelfs betrokken wilt blijven, dan kunt u dat doen met een firma (vof) of cv. Bij de laatste variant kunt u beherend vennoot blijven (‘op de bok’) of op de achtergrond als commanditair vennoot (‘geldschieter’).

Uw bedrijfsopvolger wordt vennoot in de firma en u spreekt een winstverdeling af die past bij ieders vermogensinbreng. Daarnaast kunt u samen een arbeidsbeloning vóór winstverdeling afspreken op grond van de arbeidsinbreng. Vervolgens kunt u uw aandeel in de firma overdragen aan uw bedrijfsopvolger, in één keer of in fasen.

Tip! Heeft u een onderneming met veel vermogen, maar relatief weinig liquiditeit? Dan kan de firma voor u een oplossing zijn als opvolgingsinstrument. U blijft dan in de firma (ofwel cv) zitten als geldschieter. Uw bedrijfsopvolger kan de bedrijfsopvolging dan gemakkelijker financieren. Hij kan zijn winst opsparen om later de commandiet uit te kopen. Let ook op de gevolgen voor de overdrachtsbelasting.

Samenwerkingsovereenkomst

Zorg ervoor dat u de afspraken over bedrijfsopvolging vastlegt in een samenwerkingsovereenkomst. Met afspraken over de toedeling van het vermogen regelt u dat de onderneming bij verbreking van de samenwerking kan worden voortgezet door de bedrijfsopvolger. Deze afspraken worden wel voortzettings-, verblijvens-, toescheidings- of overnemingsbedingen genoemd. Kern van deze bedingen is dat in de samenwerkingsovereenkomst afspraken worden gemaakt over de voortzetting van de onderneming en het ondernemingsgebonden vermogen bij uittreden van een van de firmanten.

Ook legt u vast wat het ingebrachte vermogen van eenieder is. Als u bijvoorbeeld wilt dat het bedrijfspand niet overgaat, kunt u dit niet inbrengen en tot uw buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen rekenen. De stille reserves in het pand blijven aan u voorbehouden en u gaat het bedrijfspand verhuren aan de vof.

Bedrijfsopvolging bv (inkomstenbelasting)

Heeft u een onderneming in de vorm van één enkele bv, realiseert u zich dan dat bij overdracht van de aandelen een vervreemdingsvoordeel ontstaat. Dat is het verschil tussen de verkrijgingsprijs van uw aandelen en de verkoopprijs of waarde bij overdracht van de aandelen. U betaalt over dat verschil in 2024 31% (tot € 67.804 en bij fiscale partners tot € 135.608 is dat 24,5%) inkomstenbelasting in box 2.

Ook als u de aandelen schenkt of voor een lagere dan zakelijke prijs verkoopt, wordt de vervreemdingswinst berekend over de volle waarde van de aandelen. In zo’n geval kan, als en voor zover binnen de bv sprake is van ondernemingsvermogen, onder voorwaarden en op verzoek een doorschuiving van de inkomstenbelasting claim plaatsvinden. De schenker rekent dan niet af en de verkrijger neemt de oorspronkelijke verkrijgingsprijs over. Dit wordt ook wel de doorschuifregeling of DSR genoemd. De doorschuifregeling voor de inkomstenbelastingclaim van aandelen (ook wel DSR ab) mag alleen toegepast worden op ondernemingsvermogen en niet op beleggingsvermogen.

Een van de voorwaarden voor de DSR ab die in 2024 nog gold, was dat de verkrijger gedurende minimaal 36 maanden voorafgaand aan de overdracht van de aandelen in dienstbetrekking was van de bv. Deze voorwaarde, ook wel de dienstbetrekkingseis genoemd, is met ingang van 1 januari 2025 te vervallen. In plaats daarvan geldt vanaf 2025 de voorwaarde dat de verkrijger op het moment van schenken minimaal 21 jaar oud moet zijn.

Tip! Als de doorschuifregeling van toepassing is geldt meestal ook de bedrijfsopvolgingsregeling ofwel BOR, een vrijstelling voor de schenkbelasting.

Tip! Als uw bedrijfsopvolger de koopsom schuldig blijft, heeft u onder voorwaarden recht op een renteloze betalingsregeling van maximaal tien jaar voor de inkomstenbelastingclaim. Voorwaarde is onder andere dat de bezittingen van de bv voor minder dan 30% uit beleggingen bestaan. De bedrijfsoverdrager moet om uitstel van betaling verzoeken en zekerheid stellen.

Let op! Schenkt u aandelen, dan kunt u niet verzoeken om een betalingsregeling voor de inkomstenbelastingclaim.

Holdingstructuur

Om belastingheffing over het vervreemdingsvoordeel bij overdracht te voorkomen, kiezen de meeste ondernemers niet voor één bv maar voor een holdingstructuur. Heeft u namelijk een holding die de aandelen van de werk-bv houdt, dan hoeft de holding over de overdrachtswinst op de aandelen van de werk-bv niet af te rekenen. Dat komt door de deelnemingsvrijstelling. De ontvangen verkoopprijs van de aandelen kan de holding ter belegging blijven aanhouden. Pas bij uitkering door de holding aan u als aandeelhouder moet u over het dividend inkomstenbelasting betalen. In 2025 is dat tot € 67.804 en bij fiscale partners tot € 135.608 24,5% inkomstenbelasting in box 2. Voor zover het dividend hoger is, is dat 31% inkomstenbelasting in box 2.

Bedrijfsopvolging met onroerende zaken – overdrachtsbelasting

Gaan er bij de bedrijfsoverdracht van uw persoonlijke onderneming of van uw onderneming in de bv in de vorm van de overdracht van de activa en passiva één of meer onroerende zaken over, let dan op de gevolgen voor de overdrachtsbelasting. De bedrijfsopvolger die de onroerende zaken overneemt, moet 10,4% overdrachtsbelasting betalen over de waarde van de overgenomen onroerende zaken. Er zijn bij bedrijfsoverdracht echter enkele vrijstellingen voor de overdrachtsbelasting.

Vrijstellingen overdrachtsbelasting

Bij bedrijfsoverdracht van een persoonlijke onderneming in de familiesfeer geldt onder voorwaarden een vrijstelling voor de overdrachtsbelasting. Dat is het geval bij bedrijfsoverdracht aan kinderen, kleinkinderen, broers, zusters of echtgenoten van deze personen. Het moet gaan om de overdracht (en voortzetting) van de gehele onderneming, al dan niet in fasen. De onroerende zaak moet dienstbaar zijn aan de onderneming.

Gaat de bedrijfsoverdrager een samenwerkingsverband aan met zijn bedrijfsopvolger, dan geldt onder voorwaarden een overdrachtsbelastingvrijstelling voor de inbreng van de onderneming met onroerende zaken in het samenwerkingsverband. Bij de verdeling van het vermogen van een samenwerkingsverband geldt een overdrachtsbelastingvrijstelling voor de toedeling van de onroerende zaak aan de oorspronkelijke inbrengers, als de onroerende zaak vrijgesteld van overdrachtsbelasting was ingebracht.

Let op! Heeft u één of meer onroerende zaken op de ondernemingsbalans staan? Let dan bij de bedrijfsopvolging op de gevolgen voor de overdrachtsbelasting. Bij een bedrijfsoverdracht binnen de familiesfeer kan overdrachtsbelasting vaak worden voorkomen. Namelijk door het gebruikmaken van een vrijstelling of door de onroerende zaken niet in te brengen dan wel over te dragen.

Tip! Regel de bedrijfsopvolging ook in uw testament. Door aan uw bedrijfsopvolger via een legaat uw onderneming na te laten bij uw overlijden, ontvangt uw bedrijfsopvolger de onderneming als ‘erfrechtelijke verkrijging’. Zo’n erfrechtelijke verkrijging wordt niet belast met overdrachtsbelasting. Dat geldt ook als u bij zo’n testamentaire regeling bepaalt dat uw bedrijfsopvolger een bedrag moet betalen aan de boedel dat ten gunste komt van de erfgenamen.

Onroerendezaakrechtspersoon

Overdrachtsbelasting kan ook aan de orde zijn bij de overdracht van aandelen in een bv die een zogenaamde onroerendezaakrechtspersoon is. Van een onroerendezaakrechtspersoon is kort omschreven sprake als de bezittingen voor meer dan 50% bestaan uit onroerende zaken, voor minimaal 30% uit Nederlandse onroerende zaken en de onroerende zaken moeten voor 70% of meer dienstbaar zijn aan het verkrijgen, vervreemden of exploiteren van onroerende zaken. Kort gezegd moet de verkrijger van aandelen in een onroerendezaakrechtspersoon overdrachtsbelasting betalen over de waarde van de onroerende zaken, als hij ten minste een derde aandelenbelang heeft vóór of na de verkrijging van de aandelen.

Bedrijfsopvolgingsregeling schenk- en erfbelasting

De bedrijfsopvolgingsregeling, ook wel BOR- in de Successiewet is van toepassing bij het schenken van het vermogen van een persoonlijke onderneming (zoals een eenmanszaak, firma- of cv-aandeel) én bij aanmerkelijkbelangaandelen in een actieve bv. Om hiervan gebruik te maken, moet u bij de Belastingdienst een verzoek indienen. Dat doet u in de aangifte schenkbelasting, die u indient binnen twee maanden na het jaar waarin u de onderneming of aandelen overgedragen heeft gekregen.

Tip! De BOR geldt, onder voorwaarden, ook bij erven van een persoonlijke onderneming en aanmerkelijkbelangaandelen in een bv.

Let op! De BOR is vanaf 2025 bij schenken alleen nog van toepassing als de verkrijger op het moment van schenken minimaal 21 jaar oud is. Deze eis gold in 2024 nog niet.

Let op! Vanaf 2026 gelden antimisbruikbepalingen die voorkomen dat meerdere keren gebruik wordt gemaakt van de BOR.

Om in aanmerking te komen voor de doorschuifregeling bij schenken en erven van aandelen (DSR ab) en de BOR bij schenken en erven van aandelen moet de schenker of erflater een aanmerkelijk belang hebben in de bv (kort omschreven: ten minste 5% van het geplaatste aandelenkapitaal). 

Let op! Er is een wetswijziging aangenomen om de DSR ab en de BOR  te beperken tot gewone aandelen met een belang van minimaal 5%. Onder meer winstbewijzen en opties op aandelen komen hierdoor vanaf inwerkingtreding van de wetswijziging niet meer in aanmerking voor de DSR ab en de BOR. Het is nog niet bekend wanneer deze wetswijziging in werking treedt.

Vrijstelling

De BOR-vrijstelling wordt toegepast op de goingconcernwaarde. Als de liquidatiewaarde hoger is dan de goingconcernwaarde, dan is het verschil tussen de liquidatiewaarde en de goingconcernwaarde volledig vrijgesteld. Dat geldt bijvoorbeeld voor kapitaalintensieve bedrijven met een relatief laag rendement. De goingconcernwaarde is in 2025 100% vrijgesteld tot een bedrag van € 1.500.000, daarboven geldt een vrijstelling van 75%.

Betalingsregeling

Is de goingconcernwaarde hoger dan de vrijstelling, dan kan de verkrijger kiezen voor tien jaar rentedragend uitstel van betaling van de schenkbelasting over de belaste waarde.

Bezitseis en voortzettingseis

De schenker moet de onderneming op het moment van de schenking ten minste vijf jaar zelf hebben gedreven (bezitseis). Bij schenking van aandelen moeten deze vijf jaar tot het aanmerkelijk belang van de schenker hebben behoord. 

De voortzetter moet de onderneming een aantal jaren voortzetten. Bij schenkingen vóór 1 januari 2025 bedraagt deze termijn ten minste vijf jaar. Bij schenkingen vanaf 1 januari 2025 geldt een kortere voortzettingstermijn van ten minste drie jaar... Voldoet de voortzetter niet aan de voortzettingseis, dan moet hij alsnog schenkbelasting betalen over de verkregen onderneming.

Let op! Bij erven van een onderneming geldt een bezitstermijn van een jaar voor het moment van overlijden

Tip! Het voornemen bestaat om het vanaf 2026 eenvoudiger te maken om van structuur of rechtsvorm te wijzigen zonder dat strijd ontstaat met de voortzettingseis of de bezitseis.

Let op! Zogenaamde rollatorinvesteringen worden vanaf 2026 ontmoedigd. Bij een rollatorinvestering koopt iemand op leeftijd een onderneming met als doel om erfbelasting bij overlijden of schenkbelasting bij schenken te besparen. Voorgesteld wordt om vanaf 2026 de bezitstermijn te verlengen voor iedereen die op het moment van overlijden de AOW-gerechtigde leeftijd plus drie jaar of die op het moment van schenken de AOW-gerechtigde leeftijd plus zeven jaar heeft bereikt.

Ondernemingsvermogen

De vrijstelling voor de schenk- en erfbelasting geldt alleen voor het ondernemingsvermogen. Bij een persoonlijke onderneming is dat het vermogen van de onderneming zoals dat op de balans mag staan. Het gaat hierbij om zogenaamd verplicht ondernemingsvermogen of vermogen waarbij u mag kiezen om dit op uw balans te zetten of dit als privé te etiketteren. Vermogen waarbij u die keuze niet heeft, zoals duurzaam beleggingsvermogen, telt niet mee. Dit vermogen mag u namelijk niet op de ondernemingsbalans zetten maar moet u als privé etiketteren.

Let op! Als vermogen naar keuze als ondernemingsvermogen (op de balans dus) of als privévermogen mag worden geëtiketteerd, dan vormt vanaf 2025 niet altijd meer het gehele vermogensbestanddeel ondernemingsvermogen. Met ingang van 1 januari 2025 voor vermogensbestanddelen met een waarde in het economische verkeer van € 100.000 of meer. Als vanaf 2025 namelijk vermogensbestanddelen met een waarde in het economische verkeer van € 100.000 of meer, voor meer dan 10% bestemd zijn voor niet-zakelijke doeleinden, moet er een splitsing plaatsvinden in ondernemingsvermogen (het zakelijke deel) en niet-ondernemingsvermogen (het niet-zakelijke deel).

Ook bij bv’s is de vrijstelling beperkt tot het ‘echte’ ondernemingsvermogen in de bv. Wat echt ondernemingsvermogen is wordt bepaald alsof het vermogen van een persoonlijke onderneming is. Zoals hiervoor beschreven is dus. In de bv mocht u tot en met 2024 het beleggingsvermogen voor een waarde van 5% tot het ondernemingsvermogen rekenen. Dit werd de doelmatigheidsmarge genoemd. Deze doelmatigheidsmarge is met ingang van 2025 vervallen voor de BOR. U kunt dus niet meer 5% van het beleggingsvermogen tot het ondernemingsvermogen rekenen. 

Let op! Voor de doorschuifregeling bij schenken en erven van aandelen (DSR ab) vervalt de doelmatigheidsmarge op een later moment pas, naar verwachting niet eerder dan per 1 januari 2028.

Tip! Zorg dat zo veel mogelijk liquide middelen tot het werkkapitaal en/of investeringskapitaal van de onderneming behoren en niet kunnen worden aangemerkt als duurzaam beleggingsvermogen. Deze worden dan meegenomen in de BOR.

Bij een holdingstructuur kan het ondernemingsvermogen geconsolideerd worden beoordeeld. Dat houdt in dat het ondernemingsvermogen van de werk-bv aan de holding kan worden toegerekend, waardoor de vrijstelling toch van toepassing is bij schenking van de aandelen van de holding. De uiteindelijke aandeelhouder moet dan wel een indirect aanmerkelijk belang (ten minste 5%) in de werk-bv hebben.

Verhuurd vastgoed is meestal beleggingsvermogen

Zoals aangegeven, geldt de vrijstelling van de BOR en de DSR ab alleen voor ondernemingsvermogen. Verhuurd vastgoed leidde in de praktijk altijd tot een discussie met de Belastingdienst of dit ondernemingsvermogen was of beleggingsvermogen. Aan deze discussie is per 1 januari 2024 een einde gekomen. Vastgoed dat aan derden wordt verhuurd of ter beschikking gesteld, valt met ingang van 1 januari 2024 niet meer onder de BOR en de DSR ab, omdat het in de wet is aangewezen als beleggingsvermogen.

Tip! Onroerende zaken die gebruikt worden voor de eigen bedrijfsuitoefening zijn uitgezonderd en vormen wel ondernemingsvermogen. Verder blijven onroerende zaken die kortdurend verhuurd/ter beschikking gesteld worden ook ondernemingsvermogen. Denk hierbij aan de verhuur van een hotelkamer of tennis- en bowlingbanen.

Terbeschikkingstellingsregeling (TBS)

Ook op het ter beschikking gestelde vermogen kan de vrijstelling van de bedrijfsopvolgingsregeling van toepassing zijn. Verhuurt u bijvoorbeeld als directeur-grootaandeelhouder een pand aan uw bv en schenkt u het pand en de aandelen aan uw opvolger, dan is op het pand en de aandelen deze vrijstelling van toepassing. Let wel, dat de BOR hierop alleen van toepassing is als het ter beschikking gestelde pand dienstbaar is aan de onderneming van de bv.

Let op! Het schenken wordt minder aantrekkelijk doordat er wel een afrekening plaatsvindt in de inkomstenbelasting. Bij de schenking is het verschil tussen de waarde in het economisch verkeer van het pand minus de boekwaarde belast met progressieve inkomstenbelasting. Er geldt hier geen doorschuifregeling. Wel kan op verzoek de belasting in maximaal tien jaar worden voldaan.

Tot slot

Start tijdig met de fiscale voorbereiding van de bedrijfsoverdracht. Reken zeker op een voorbereidingsperiode van zo’n vijf tot zeven jaar. Neem voor het overwegen van de beste opties contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

advieswijzer
19/5/2025
Handen schudden

Advieswijzer Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf

Waar moet u op letten bij een bedrijfsoverdracht binnen de familie? Voor familiebedrijven is continuïteit een van de belangrijkste doelstellingen. Daarnaast spelen fiscaal-juridische aspecten een grote rol. Zeker gezien alle wijzigingen in de BOR en de DSR is het van belang u goed en tijdig voor te bereiden.

LEES VERDER

Vergoeding verhuiskosten

Als een verhuurder een woning renoveert, is hij wettelijk verplicht de huurder een vergoeding te geven voor de hiermee samenhangende verhuiskosten. De Belastingdienst is van mening dat deze kostenvergoeding niet in een keer ten laste van de winst kan worden gebracht, maar dat deze kosten dienen te worden geactiveerd.

Aanschaffings- of voortbrengingskosten

De rechter heeft in het verleden bepaald dat tot de aanschaffings- of voortbrengingskosten van een bedrijfsmiddel ook bijkomende kosten behoren die gemaakt moesten worden om een bedrijfsmiddel in de voor de onderneming gewenste staat te brengen. Omdat verhuurders wettelijk verplicht zijn de verhuiskosten te vergoeden bij renovatie, zijn deze kosten onlosmakelijk met de renovatie verbonden. 

Activeren

Omdat de kosten van renovatie geactiveerd moeten worden, geldt dit ook voor de hiermee samenhangende bijkomende kosten in de vorm van een verhuiskostenvergoeding. Deze vergoeding kan dus niet ineens ten laste van de winst worden gebracht, maar er dient op te worden afgeschreven.

nieuws
16/5/2025
Bouw

Vergoeding voor verhuiskosten bij renovatie activeren?

Als woningen gerenoveerd worden, moeten de huurders deze veelal tijdelijk verlaten. De vraag is of een vergoeding van de hiermee gepaard gaande kosten door de verhuurder geactiveerd moeten worden, of dat deze ten laste van de winst kunnen worden gebracht.

LEES VERDER

Winst nertsenhandel verzwegen

In een zaak die speelde voor rechtbank Zeeland-West-Brabant, had de dga van een bv - die handelde in nertsenvellen - een deel van de winst verzwegen. Dit deel was op een buitenlandse bankrekening gestort en ook het saldo op deze bankrekening was verzwegen voor de fiscus. Na ontdekking hiervan leverde dit navorderingsaanslagen op, voor zowel voor de dga als voor zijn partner. Ook werden aan beiden vergrijpboetes opgelegd wegens opzet.

Navorderingsaanslagen partner terecht

De rechtbank stelde vast dat de navorderingsaanslagen voor zowel de dga als zijn partner terecht waren opgelegd. De partner stelde weliswaar dat ze niet van de verzwegen inkomsten op de hoogte was, maar dat is volgens de rechtbank niet van belang. Indien belastingplichtigen niet anders kiezen, wordt dit volgens de wet voor de helft aan beide partners toegerekend.

Boete partner dga onterecht

De rechtbank stelde echter ook vast dat de vergrijpboetes voor de partner van de dga wel onterecht was opgelegd. De inspecteur kon namelijk niet hard maken dat de partner op de hoogte was geweest van het bestaan van de buitenlandse bankrekening. Deze bankrekening stond ook alleen op naam van haar partner. Bovendien hield ze zich niet bezig met de feitelijke bedrijfsvoering of de administratie, noch met haar aangifte. 

Pas na brief inspecteur

Ze gaf aan pas op de hoogte te zijn gekomen van de verzwegen bankrekening, nadat ze hierover van de inspecteur een brief had ontvangen. De inspecteur had dan ook niet aannemelijk gemaakt dat de partner al eerder dan het moment van correspondentie op de hoogte was en de inkomsten dus bewust verzwegen had. Voor de dga zelf stond wel vast dat deze op de hoogte was. 

Boetes geschrapt

De rechtbank schrapte voor de partner van de dga dan ook de opgelegde vergrijpboetes.

nieuws
15/5/2025
Juridisch

Vergrijpboete voor partner dga bij verzwegen inkomsten?

Als u inkomsten verzwijgt voor de fiscus, kan dit navorderingsaanslagen opleveren met (vergrijp)boetes. Maar kan dit ook als uw partner inkomsten voor u heeft verzwegen en u dus niet op de hoogte was?

LEES VERDER

SOWIS

De Subsidieregeling Ondersteuning Werkgevers Inzet Statushouders (SOWIS) is bedoeld voor extra begeleiding van statushouders op de werkvloer. De subsidie kan worden aangevraagd voor activiteiten die zijn gericht op het leren van de vaktaal en het bijbrengen van de cultuur van de organisatie.

Voorwaarden subsidieregeling

De statushouders moeten een arbeidsovereenkomst van minimaal 20 uur per week voor de duur van ten minste 12 maanden hebben. Of zij een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd of onbepaalde tijd hebben, maakt niet uit.

Handreiking

Het Ministerie van SZW heeft een handreiking ontwikkeld voor een te hanteren activiteitenplan. Werkgevers moeten daarbij gebruikmaken van verplichte formats, die eveneens op de website beschikbaar zijn.

Tip! Regionale verbinders voor statushouders vervullen een spilfunctie binnen arbeidsmarktregio’s bij de  integratie van statushouders naar werk. Zij kunnen ook adviseren en ondersteunen bij een subsidieaanvraag.

Maximale subsidie

Werkgevers kunnen voor maximaal vier statushouders subsidie krijgen. De SOWIS bedraagt voor de eerste statushouder € 8.000, voor de tweede € 6.000 en voor de derde en vierde ieder € 5.000. De totale subsidie kan dus maximaal € 24.000 bedragen. De subsidie kan worden aangevraagd voor hen die nog niet langer dan zes maanden in dienst zijn. Gebleken is dat het eerste jaar van indiensttreding essentieel is om iemand goed te laten integreren op de werkvloer.

Aanvraagperiode

De SOWIS kan van 2 juni 2025 9.00 uur tot en met 30 september 2025 17.00 uur hier worden aangevraagd. Het is zaak de subsidie tijdig aan te vragen, omdat anders de subsidiepot leeg kan zijn. Activiteiten in het kader van deze regeling worden uiterlijk binnen twee jaar na de datum van de initiële subsidieverlening afgerond.

nieuws
14/5/2025
Bouw

Weer subsidie begeleiding statushouders op werkvloer

Werkgevers die statushouders in dienst nemen, lopen soms tegen verschillende problemen aan. Ook in 2025 is er weer subsidie beschikbaar, gericht op activiteiten om de taal- en cultuurverschillen op de werkvloer te verkleinen.

LEES VERDER

Echtpaar verhuurt werkkamer aan bv

In een arrest van het gerechtshof Amsterdam werd deze vraag beantwoord. In de betreffende zaak verhuurde een echtpaar een werkkamer van 9,8 m2 aan de bv, waarvan de man enig aandeelhouder en dga was. De werkkamer is alleen te betreden via de hal in de woning. De werkkamer beschikt niet over eigen sanitaire voorzieningen. 

Het echtpaar had schriftelijk vastgelegd dat de werkkamer voor een periode van vijf jaar werd verhuurd, met de optie om dit na ommekomst van deze periode steeds voor dezelfde termijn te verlengen. Het paar trekt 7,15% van de btw af op de bouw van de woning.

Economische activiteit

De huurprijs van de kamer van € 200 per maand is niet dermate laag dat er geen sprake is van een symbolische vergoeding. Er is sprake van een duurzame verhuur tegen een reële vergoeding, volgens het Hof. Dat de gehanteerde voorwaarden niet marktconform zijn, is volgens het Hof niet van belang.

Dga handelt niet alleen

Het Hof vindt ook van belang dat de dga in deze zaak niet alleen handelt, maar samen met zijn echtgenote. Beiden zijn gerechtigd tot de woning, ze verhuren de woning samen aan de bv en de vrouw is niet in dienst bij de bv.

Ook medegebruik niet van belang

Tenslotte acht het Hof ook niet van belang dat de bv de werkkamer huurt en daarbij gebruik mag maken van onder andere de toiletruimte van de woning. Er is sprake van een reële verhuur van de werkkamer. De conclusie luidt dan ook dat er een rechtstreeks verband is tussen de kosten van de woning en de btw-belaste verhuur van de werkkamer. Het echtpaar heeft daarmee recht op de btw-aftrek.  

nieuws
13/5/2025
Bedrijfspand

Aftrek btw op verhuur werkkamer aan eigen bv?

Als u als dga een werkkamer in uw woning verhuurt aan uw bv, is het de vraag of u als verhuurder de btw op dit deel van de woning in aftrek kunt brengen? Ook is het dan de vraag of het verschil maakt of een werkkamer al dan niet zelfstandig is?

LEES VERDER

Aanpassing uiterste ingangsdatum lijfrenteverzekering, -rekening en -beleggingsrecht

Een voorwaarde voor een aftrekbare lijfrente is dat de lijfrenteverzekering uiterlijk ingaat in het jaar waarin de belastingplichtige de leeftijd bereikt die vijf jaar hoger is dan de AOW-gerechtigde leeftijd. De lijfrente kan worden uitgekeerd met een jaarbetaling achteraf, waardoor de eerste termijn uiterlijk in het jaar van de AOW plus zes jaar kan geschieden.

Dit is voor een lijfrenterekening en een lijfrentebeleggingsrecht anders. Voor deze lijfrenten moet de eerste termijn uiterlijk worden uitgekeerd in het jaar van AOW plus vijf jaar.

Het kabinet wil deze ongelijkheid wegnemen. In de wet wordt daarom vanaf 1 januari 2026 opgenomen dat ook de eerste termijn van een lijfrenteverzekering vanaf 1 januari 2026 uiterlijk moet worden uitgekeerd in het jaar van AOW plus vijf jaar.

Aanpassing termijn ingaan lijfrente ter voorkoming van afkoop

Een lijfrente die op de in de overeenkomst overeengekomen einddatum nog niet tot uitkering komt, omdat de omvang van de termijnen nog moet worden vastgesteld, wordt na verloop van een bepaalde tijd geacht te zijn afgekocht. Nu is dat wettelijk:

  • op 31 december van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar van de in de overeenkomst overeengekomen datum bij leven, en
  • op 31 december van het tweede kalenderjaar volgend op het kalenderjaar van de in de overeenkomst overeengekomen datum bij overlijden.

De Belastingdienst kan deze termijn verlengen als door bijzondere omstandigheden de omvang van de termijnen nog niet is vastgesteld of omzetting van de lijfrente nog niet heeft plaatsgevonden. De Belastingdienst ontvangt per jaar zo’n 4.000 verzoeken voor termijnverlenging.

Mede daarom wil het kabinet vanaf 1 januari 2026 niet langer aansluiten bij de in overeenkomst overeengekomen einddatum. Vanaf 1 januari 2026 wordt daarom in de wet opgenomen dat de uiterste termijn van uitkering van de eerste lijfrentetermijn:

  • bij leven is 31 december van het jaar na het jaar van AOW plus vijf jaar, en
  • bij overlijden is 31 december van het tweede jaar na overlijden.

In de wet wordt vanaf 1 januari 2026 ook opgenomen dat de Belastingdienst de termijnen kan verlengen als door bijzondere omstandigheden geen termijnen zijn uitgekeerd.

Fiscale verzamelwet 2026

De aanpassingen zijn opgenomen in het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2026 welke onlangs aan de Tweede Kamer is aangeboden. De Tweede en Eerste Kamer moeten nog instemmen met dit wetsvoorstel. De wetswijzigingen zijn daarom nog niet definitief.

nieuws
13/5/2025
Pensioen

Aanpassingen lijfrenteregels vanaf 2026

Het kabinet stelt voor om vanaf 2026 twee regels met betrekking tot lijfrenten aan te passen. Welke regels worden aangepast?

LEES VERDER

Uitzendregeling

De uitzendregeling is van toepassing als u voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • U of uw fiscale partner is al minimaal één jaar eigenaar van de woning. Deze woning vormt ook al minimaal één jaar uw hoofdverblijf op het moment dat u tijdelijk ergens anders gaat wonen in verband met een uitzending of overplaatsing.
  • Na afloop van de uitzending of overplaatsing gaat u weer in de woning wonen.
  • U gaat tijdens de uitzending of overplaatsing niet in een andere eigen woning als hoofdverblijf wonen.
  • Er mogen in principe geen anderen in uw woning wonen in de periode dat u elders woont.

Let op! Om gebruik te kunnen maken van de uitzendregeling, moet u een verzoek doen om deze toe te passen.

Personen die wel in uw woning mogen wonen

Buiten de wet om is goedgekeurd dat bepaalde personen toch in uw woning mogen wonen, zonder dat dit in de weg staat aan toepassing van de uitzendregeling. Voorwaarde is dat zij geen huur of een andere vergoeding aan u betalen. Het gaat om de volgende personen:

  • De kinderen van u, uw fiscale partner of een persoon die direct voorafgaand aan uw uitzending of overplaatsing uw fiscale partner is.
  • Uw fiscale partner of een persoon die door uw uitzending of overplaatsing niet meer kwalificeert als uw fiscale partner.
  • Personen die al minimaal één jaar tot uw huishouden horen op het moment dat u tijdelijk ergens anders gaat wonen (bijvoorbeeld een hulpbehoevende ouder).

Opname in wet en uitbreiding

De goedkeuring dat deze personen toch in uw woning mogen wonen tijdens toepassing van de uitzendregeling, wordt opgenomen in de wet. Daarbij vindt een uitbreiding van de goedkeuring plaats. Naast kinderen, wordt in de wet opgenomen dat ook andere bloed- en aanverwanten in de rechte neergaande lijn in de woning mogen wonen tijdens toepassing van de uitzendregeling. Dit betekent dat bijvoorbeeld ook uw kleinkind of achterkleinkind in uw woning kan wonen tijdens uw uitzending.

Fiscale verzamelwet 2026

De aanpassingen zijn opgenomen in het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2026, welke onlangs aan de Tweede Kamer is aangeboden. De Tweede en Eerste Kamer moeten nog instemmen met dit wetsvoorstel. De aanpassingen zijn daarom nog niet definitief.

nieuws
12/5/2025
Bedrijfspand

Uitzendregeling: wie mogen wel in uw woning wonen?

Als u tijdelijk niet in uw eigen woning woont, blijft uw aftrek hypotheekrente in stand als u gebruik kunt maken van de uitzendregeling. Hiervoor geldt, buiten de wet om, een goedkeuring. Deze goedkeuring wordt nu in de wet opgenomen. Daarnaast vindt er een uitbreiding van de goedkeuring plaats.

LEES VERDER