ACTUEEL

Zoek:
Filter op soort artikel:
Thank you! Your submission has been received!
Oops! Something went wrong while submitting the form.

Wat speelde er?

Een werknemer had via WhatsApp aan zijn werkgever op 2 januari 2025 laten weten dat hij het dienstverband wilde beëindigen per 23 februari 2025. De werkgever had dit vrijwillige ontslag diverse malen schriftelijk bevestigd. Daarin had de werkgever expliciet aangegeven dat het ontslag mogelijk gevolgen kon hebben voor het recht op een WW-uitkering. Daarnaast had de werknemer gevolg gegeven aan de afwikkeling van het dienstverband door op 18 februari 2025 een aanvraag bij de afdeling HR in te dienen voor het uitbetalen van de resultaatafhankelijke uitkering.

Op 23 februari 2025 ontving de werkgever een brief waarin de werknemer aangaf dat hij nooit de intentie had om ontslag te nemen en dat hij zijn werkgever verzocht het ontslag te heroverwegen. Ook zou zijn werkgever hem niet gewezen hebben op de gevolgen van de ontslagname. Als de werkgever daar niet in mee zou gaan, zou hij in een kort geding achterstallig loon van de werkgever vorderen. 

Oordeel rechter

De kantonrechter verwees in deze zaak naar vaste jurisprudentie door te stellen dat het uitgangspunt is dat een werkgever niet te snel mag aannemen dat de werknemer zelf ontslag neemt, gezien de ernstige gevolgen die zo’n vrijwillige beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor de werknemer als regel heeft. Een werkgever kan zijn werknemer alleen dan aan een vrijwillige beëindiging van de arbeidsovereenkomst houden, als sprake is van een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring van de werknemer, gericht op beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Onder omstandigheden kan de werkgever ook een onderzoeksplicht hebben om na te gaan of de werknemer daadwerkelijk wilde opzeggen, en een verplichting hebben om de werknemer over de gevolgen van de opzegging voor te lichten.

Onderzoeksplicht

De rechter echter geeft aan dat gesteld noch gebleken is dat de werknemer in een hevige gemoedstoestand verkeerde of handelde onder invloed van een stoornis van zijn geestvermogens. Daarom bestond er voor de werkgever geen onderzoeksplicht. Bovendien had de werknemer ruimschoots de tijd om na de bevestiging van het ontslag door zijn werkgever op zijn ontslagname terug te komen, maar hij is pas 1,5 maand later daarop teruggekomen. Hij is zich dus na 2 januari 2025 ook feitelijk naar de vrijwillige ontslagname gaan gedragen. Verwezen wordt naar zijn aanvraag voor het uitbetalen van een resultaatsafhankelijke uitkering.

Ook het argument dat in de toepasselijke cao met schriftelijk expliciet wordt bedoeld per brief of via e-mail, dus niet via WhatsApp, mag de werknemer niet baten vanwege het feit dat hij zich naar de ontslagname is gaan gedragen.

Tip! Leg bij een vrijwillige beëindiging van een arbeidsovereenkomst alles schriftelijk vast. Wijs de werknemer daarbij op de mogelijke consequenties en geef de werknemer de tijd zich bewust te worden van die consequenties alvorens de overeenkomst definitief te beëindigen.

nieuws
27/8/2025
Handtekening

Opzeggen arbeidsovereenkomst via WhatsApp toegestaan

Is er sprake van een rechtsgeldige opzegging van een arbeidsovereenkomst als dit via WhatsApp verloopt? Onlangs stond deze vraag in een procedure centraal.

LEES VERDER

Met welke belastingen ú te maken krijgt bij de aankoop van een vakantiewoning, is afhankelijk van uw (persoonlijke) omstandigheden en de wijze van gebruik van de vakantiewoning. Deze advieswijzer bevat algemene informatie en kan niet zonder meer uitsluitsel geven over uw specifieke situatie.

Let op! Houd bij de aanschaf van een vakantiewoning rekening met het feit dat de heffing in box 3 over uw vermogen, waaronder een vakantiewoning, is veranderd en in de toekomst (waarschijnlijk vanaf 2028) weer verandert. Gezien deze (toekomstige) wijzigingen in box 3 en de verhoging van het btw-tarief op de verhuur van de vakantiewoning van 9 naar 21% vanaf 2026, is het van belang dat u zich extra goed laat informeren.

Omzetbelasting

Omzetbelasting bij aankoop

Koopt u een nieuwe – nog niet eerder gebruikte – vakantiewoning, dan zal hierover 21% omzetbelasting (btw) berekend worden. Koopt u een vakantiewoning die al meer dan twee jaar geleden voor het eerst in gebruik is genomen, dan zal hierover geen btw berekend worden. Op verzoek van zowel koper als verkoper kan in een dergelijk geval toch btw berekend worden als u de vakantiewoning voor 90% of meer gaat gebruiken voor met btw belaste activiteiten. De keuze om toch btw te berekenen, kunt u vastleggen in de notariële akte van levering.

Let op! De hiervoor beschreven gevolgen voor de btw gelden als de vakantiewoning als ‘onroerend’ wordt aangemerkt. De vakantiewoning is onroerend als deze duurzaam met de grond verenigd is of in ieder geval naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. In sommige situaties zal een vakantiewoning roerend zijn en kunnen andere gevolgen voor de btw gelden.

De btw die bij de aankoop berekend wordt, kunt u in sommige gevallen terugvragen bij de Belastingdienst. Dit is afhankelijk van de wijze van gebruik van de vakantiewoning: koopt u de vakantiewoning alleen voor eigen gebruik of verhuurt u deze ook (gedeeltelijk)?

Eigen gebruik vakantiewoning

Als u de vakantiewoning alleen zelf gebruikt en niet verhuurt aan anderen, kunt u de btw die bij de aankoop berekend is niet terugvragen bij de Belastingdienst.

Verhuur vakantiewoning

Verhuurt u de vakantiewoning aan anderen, dan kunt u mogelijk de btw die bij de aankoop berekend is wel (gedeeltelijk) terugvragen bij de Belastingdienst. De verhuur van de vakantiewoning moet dan zodanig zijn dat sprake is van exploitatie van een vermogensbestanddeel om er duurzaam opbrengsten uit te verkrijgen. Hiervan is volgens beleid van de Belastingdienst in ieder geval sprake als de vakantiewoning minimaal 140 dagen per jaar wordt verhuurd. Bovendien moet sprake zijn van kortstondige verhuur.

Tip! Verhuurt u de vakantiewoning minder dan 140 dagen per jaar, dan kan er nog steeds sprake zijn van exploitatie van een vermogensbestanddeel om er duurzaam opbrengsten uit te verkrijgen. Neem voor uw persoonlijke situatie contact op met een van onze adviseurs.

Of u de btw geheel dan wel gedeeltelijk terug kunt vragen, is afhankelijk van uw eigen gebruik van de vakantiewoning. Gebruikt u de vakantiewoning zelf niet, maar wordt deze alleen verhuurd, dan kunt u de volledige btw over de aankoop terugvragen. Gebruikt u de vakantiewoning ook voor eigen gebruik, dan kunt u slechts het deel dat betrekking heeft op de verhuur terugvragen.

Voorbeeld
U koopt in 2025 een vakantiewoning voor € 121.000 (inclusief btw). De vakantiewoning wordt in 2025 voor 70% verhuurd en voor 30% door u zelf gebruikt. Van de btw bij aankoop (€ 21.000) kunt u dan in 2025 € 14.700 (70%) terugvragen bij de Belastingdienst.

Let op! Om btw te kunnen terugvragen, dient u zich als ondernemer voor de omzetbelasting aan te melden bij de Belastingdienst. Inschrijven als ondernemer bij het handelsregister van de Kamer van Koophandel is niet nodig.

Als de Belastingdienst van mening is dat u voor de verhuur van de vakantiewoning ondernemer bent voor de btw en u dus uw btw kunt terugvragen, dient u in 2025 9% btw over de huur te berekenen en af te dragen aan de Belastingdienst. Dit lijkt financieel nadelig, maar hier staat tegenover dat u de btw bij aankoop, en ook de btw met betrekking tot de bij u in rekening gebrachte kosten voor de vakantiewoning, in aftrek kunt brengen (na toepassing van een correctie voor het eigen gebruik van de vakantiewoning).

Vervolg voorbeeld
In 2025 ontvangt u € 5.450 (inclusief 9% btw) uit de verhuur van de vakantiewoning. U betaalt € 1.210 (inclusief 21% btw) aan kosten voor de vakantiewoning. In 2025 draagt u € 450 btw af. Van de € 210 btw over de kosten die u heeft gemaakt, kunt u 70% (€ 147) terugvragen, omdat de woning voor 70% wordt verhuurd. Per saldo bedraagt uw teruggaaf in 2025 € 14.397 (€ 14.700 btw + € 147 btw - € 450 btw).

Let op! Het btw-tarief op de kortstondige verhuur van vakantiewoningen wordt per 2026 verhoogd van 9 naar 21%. Voor het voorbeeld betekent dit dat u bij een ontvangen huur in 2026 van € 5.450 inclusief btw een bedrag van € 945 aan btw aan de Belastingdienst moet afdragen.

KOR

Moet u in een jaar per saldo btw betalen, dan kunt u mogelijk gebruikmaken van de kleineondernemersregeling (de KOR).

De KOR betekent dat u tot een omzet van € 20.000 kunt kiezen om geen btw in rekening te brengen. In dat geval kunt u ook geen btw terugvragen.

Als u de KOR wilt toepassen, dient u dit uiterlijk vier weken voor de ingangsdatum van het aangiftetijdvak waarin u de KOR wilt laten ingaan te melden bij de Belastingdienst.

Let op! Als u in een jaar tussentijds de omzetgrens van € 20.000 per jaar bereikt, geldt de KOR vanaf dat moment niet meer. U moet zich dan afmelden voor de KOR. Afmelden kan overigens ook vrijwillig zonder dat de omzetgrens van € 20.000 per jaar wordt overschreden. Is uw deelname aan de KOR beëindigd en wilt u opnieuw deelnemen, houd dan rekening met een periode waarin u niet kunt deelnemen aan de KOR. Dit is de rest van het kalenderjaar waarin u zich heeft afgemeld én het kalenderjaar daarop.

Let op! U moet wellicht een deel van de afgetrokken btw op de vakantiewoning terugbetalen als u er in 2025 voor kiest om deel te nemen aan de KOR. Dit is het geval als er na het jaar van aankoop van de vakantiewoning minder dan negen jaar zijn verstreken. Neem dit mee bij uw keuze of neem hierover contact met ons op.

Wanneer u een jaaromzet van maximaal € 2.200 heeft, dan kunt u de KOR voor de btw toepassen zonder dit te melden bij de Belastingdienst. Heeft u zich echter al eerder aangemeld als btw-ondernemer bij de Belastingdienst, dan kunt u geen gebruikmaken van deze regel. U moet zich dan alsnog aanmelden voor de KOR bij de Belastingdienst als u de KOR wilt toepassen.

Ontvangen of terugbetalen btw bij gewijzigd gebruik of verkoop

Als het eigen gebruik van de vakantiewoning wijzigt, wordt de btw die u in aftrek heeft gebracht herzien. Wordt het eigen gebruik groter, dan zult u mogelijk btw terug moeten betalen. Daalt het eigen gebruik, dan krijgt u mogelijk (extra) btw terug. Deze herziening moet u gedurende de negen jaar volgend op het jaar van ingebruikneming jaarlijks uitvoeren. De herziening vindt plaats op 1/10 deel van de aankoop-btw. Herziening blijft achterwege als deze minder dan 10% bedraagt van de aan het jaar toe te rekenen reeds in aftrek gebrachte btw.

Voorbeeld
In 2025 wordt de vakantiewoning voor 60% verhuurd en voor 40% door u zelf gebruikt. U moet een herziening toepassen op 1/10 van € 21.000 = € 2.100. Van deze € 2.100 heeft u 70% (= € 1.470) terugontvangen. In 2025 heeft u echter maar recht op 60% (= € 1.260). Het verschil bedraagt € 210. Dit is hoger dan 10% van de aan 2025 toe te rekenen al in aftrek gebrachte btw (10% van € 1.470 = € 147). De herziening blijft daarom niet achterwege en u moet in 2025 € 210 aan btw terugbetalen.

Let op! Als u de aankoop-btw heeft teruggevraagd, wordt uw vakantiewoning in het jaar van aankoop en de negen jaren daaropvolgend voor de btw dus gevolgd. Herziening van btw vindt niet alleen plaats bij wijziging in het gebruik zoals in het voorbeeld hiervoor, maar ook als u bijvoorbeeld de woning alleen nog maar zelf gebruikt (en dus niet meer verhuurt) of als u de woning verkoopt zonder btw. In de laatste twee gevallen zult u de volledige btw over de nog resterende jaren in één keer moeten terugbetalen.

Voorbeeld
Op 1 januari 2026 verkoopt u de vakantiewoning aan een particulier, die deze gaat gebruiken voor eigen gebruik. Volgens de wettelijke regels kunt u geen btw berekenen over deze verkoop. Heeft u de vakantiewoning in 2020 gekocht, dan moet u de in 2020 in aftrek gebrachte btw over de nog resterende periode herzien. Op 1 januari 2026 zijn vijf van de negen herzieningsjaren verlopen. Dit betekent dat u nog voor vier jaren 1/10 van € 14.700 moet terugbetalen aan de Belastingdienst, tezamen € 5.880 (= viermaal € 1.470).

Tip! Verkoopt u de vakantiewoning uit het voorbeeld na 31 december 2029, dan heeft dit geen gevolgen meer voor de in 2020 in aftrek gebrachte btw bij aankoop.

Daarnaast zijn er nog andere mogelijkheden waardoor u de btw die u bij aankoop heeft teruggekregen niet hoeft terug te betalen. Gaat de koper de woning bijvoorbeeld voor meer dan 90% voor met btw belaste activiteiten gebruiken, dan kunt u mogelijk op verzoek de vakantiewoning toch met btw verkopen. Het voordeel hiervan is dat u dan niet de aankoop-btw hoeft te herzien. Ook bij verkoop binnen twee jaar na de eerste ingebruikname van de vakantiewoning wordt de verkoop met btw belast en treedt hetzelfde effect op. Zet de koper van uw vakantiewoning uw activiteiten van verhuur ongewijzigd voort, dan is het misschien zelfs mogelijk om de woning zonder btw te verkopen en hetzelfde effect te bereiken. Hiervoor moet de verkoop van de woning kunnen worden aangemerkt als overdracht van een algemeenheid van goederen.

Tip! De verkoop van uw vakantiewoning kan diverse btw-gevolgen hebben. Laat u daarom, voordat tot verkoop wordt overgegaan, altijd eerst adviseren.

Box 3-heffing nu

De vakantiewoning zal over het algemeen onderdeel zijn van uw vermogen in box 3. 

Let op! Als de exploitatie van uw vakantiewoning dusdanige vormen aanneemt dat deze het normale actieve vermogensbeheer te buiten gaat, wordt de vakantiewoning niet belast in box 3, maar worden de inkomsten belast in box 1. Neem voor de beoordeling van uw situatie contact op met onze adviseurs.

Hoeveel belasting u over uw vakantiewoning in box 3 in 2025 verschuldigd bent, is afhankelijk van de samenstelling van uw totale vermogen. Bovendien is dit afhankelijk van de vraag of uw werkelijke rendement lager is dan het berekende wettelijke rendement. In dat geval kunt u namelijk een beroep doen op de tegenbewijsregeling box 3. Heel kort samengevat:

  • Onder het huidige wettelijke systeem vormt de vakantiewoning een ‘overige bezitting’. Het wettelijke rendement over deze vakantiewoning bedraagt in 2025 5,88 % van de WOZ-waarde. Voor schulden geldt hierbij een negatief wettelijk rendement van voorlopig 2,62% van de schulden. Het definitieve wettelijke percentage hiervoor wordt begin 2026 vastgesteld. U betaalt in 2025 een tarief van 36% over het totale berekende wettelijke rendement van uw gehele vermogen, waarbij u nog rekening kunt houden met een heffingsvrij vermogen van in 2025 € 57.684 per belastingplichtige.
  • Is uw werkelijke rendement op uw gehele vermogen lager dan het totale berekende wettelijke rendement? Dan kunt u een beroep doen op de tegenbewijsregeling box 3. In dat geval betaalt u in 2025 een tarief van 36% over uw werkelijke rendement. Houd er rekening mee dat wat u waarschijnlijk verstaat onder uw werkelijke rendement iets anders is dan waar de tegenbewijsregeling box 3 van uitgaat. Zo omvat bijvoorbeeld het werkelijke rendement over uw vakantiewoning niet alleen de ontvangen huur, maar ook de waardeverandering van de vakantiewoning. Kosten mag u daarop voor de berekening van het werkelijke rendement bovendien niet in aftrek brengen, met uitzondering van betaalde rente op schulden.

Let op! De berekening van de box 3-gevolgen van een vakantiewoning is mede afhankelijk van de samenstelling van uw andere vermogen. Ook de berekening van het werkelijke rendement voor de tegenbewijsregeling box 3 is hiervan afhankelijk en bovendien complex. Hoe het een en ander uitpakt, is voor elke belastingplichtige en elke situatie weer anders. Neem voor een advies over uw situatie daarom contact op met onze adviseurs.

Box 3-heffing vanaf 2026

Voor de berekening van het werkelijke rendement (bij een beroep op de tegenbewijsregeling box 3) hoeft in 2025 nog geen rekening gehouden te worden met een voordeel vanwege eigen gebruik van de vakantiewoning. Vanaf 2026 is dat anders: als werkelijk rendement van eigen gebruik van de vakantiewoning moet dan de economische huurwaarde worden aangehouden.

Wordt geen beroep gedaan op de tegenbewijsregeling box 3, houd dan rekening met een verhoging van het wettelijke rendement voor overige bezittingen in 2026. Aangekondigd is dat dit verhoogd wordt van 5,88% in 2025 naar waarschijnlijk 7,78% in 2026. Ook het heffingsvrije vermogen wordt verlaagd (naar ongeveer € 52.000).

Box 3-heffing vanaf waarschijnlijk 2028

Het plan is om vanaf waarschijnlijk 2028 een box 3-heffing in te voeren op basis van werkelijk rendement. In het voorjaar 2025 is hiervoor het wetsvoorstel werkelijk rendement box 3 bij de Tweede Kamer ingediend. Het werkelijke rendement in dit wetsvoorstel wordt anders berekend dan onder de tegenbewijsregeling box 3. Zo is er volgens het voorstel vanaf 2028 wel plek voor aftrek van kosten. Voor de vakantiewoning betekent dit grofweg het volgende:

  1. Wordt de vakantiewoning voor minimaal 328 dagen (in een schrikkeljaar 329 dagen) per kalenderjaar verhuurd? Dan bedraagt het werkelijke rendement de huurinkomsten, verminderd met de jaarlijkse onderhoudskosten en andere periodieke kosten.
  2. Wordt de vakantiewoning het hele kalenderjaar niet verhuurd? Dan bedraagt het werkelijke rendement een vastgoedbijtelling van 3,35% over de WOZ-waarde, verminderd met de jaarlijkse onderhoudskosten en andere periodieke kosten.
  3. Wordt de vakantiewoning voor minder dan 328 dagen (in een schrikkeljaar 329 dagen) per kalenderjaar verhuurd? Dan bedraagt het werkelijke rendement het hoogste bedrag van de berekening onder punt 1 of 2.

Bij verkoop van de vakantiewoning wordt de vermogenswinst ook tot het werkelijke rendement gerekend.

Let op! Het wetsvoorstel ligt nog bij de Tweede Kamer en is dus nog niet definitief.

Overdrachtsbelasting

Bij verkoop van een onroerende zaak is overdrachtsbelasting verschuldigd. Koopt u een nieuwe, nog niet eerder gebruikte vakantiewoning, dan zal hierover 21% omzetbelasting (btw) berekend worden en geldt een vrijstelling voor de overdrachtsbelasting. Dat is mogelijk ook het geval als de woning binnen twee jaar na ingebruikname wordt verkocht. In alle overige gevallen is in 2025 10,4% overdrachtsbelasting verschuldigd. Dit tarief bedraagt vanaf 2026 8%.

Tip! Koopt u een vakantiewoning inclusief inventaris, dan wordt over het aandeel van de inventaris in de koopsom geen overdrachtsbelasting berekend.

Let op! Het tarief van 2% overdrachtsbelasting geldt alleen voor de woning waarin u zélf voor langere tijd gaat wonen en dus niet voor een tweede woning.

Vrijstelling voor jongeren reguliere woning

Voor jongeren tussen 18 en 35 jaar die zélf voor langere tijd in een woning gaan wonen, geldt in 2025 – onder voorwaarden – een vrijstelling voor woningen met een waarde t/m € 525.000. Maar ook dan moet de woning als hoofdverblijf gaan dienen. De vrijstelling geldt dus niet voor een vakantiewoning.

Onroerendezaakbelasting (ozb)

Voor de heffing van de onroerendezaakbelasting (ozb) is bij vakantiewoningen de vraag van belang of ze ook als woning kunnen worden aangemerkt. De rechter heeft beslist dat niet van belang is of een vakantiewoning al dan niet permanent bewoond mag worden en als dit niet is toegestaan, of dit bewonen al dan niet gedoogd wordt. Wel van belang is of de woning beschikt over eigen voorzieningen, zoals een badkamer, sanitair en kookgelegenheid. Zo ja, dan is de woning bestemd om daarin te verblijven, te slapen en de overige woonfaciliteiten en voorzieningen te gebruiken. De vakantiewoning is dan naar aard en inrichting bestemd en geschikt om enigszins duurzaam als bewoning te dienen en wordt dan ook als woning aangemerkt.

Kan een vakantiewoning als woning worden aangemerkt, dan betekent dit dat voor de ozb alleen een aanslag eigenarenheffing kan worden opgelegd. Een aanslag gebruikersheffing kan de gemeente niet opleggen. Bovendien geldt voor woningen meestal een lager ozb-tarief dan voor niet-woningen. Bij een vakantiewoning die aan bovengenoemde eisen voldoet, krijgt u dus slechts één heffing opgelegd en is op deze heffing veelal een lager tarief van toepassing.

Verbod op permanente bewoning

Is permanente bewoning verboden, dan drukt dit wel de WOZ-waarde, zo besliste de rechter in het verleden. Ga dus na of een eventueel verbod op permanente bewoning in de WOZ-waarde is meegenomen.

Forensenbelasting

Een gemeente heeft de mogelijkheid forensenbelasting te heffen. Dit kan als u in een andere plaats dan uw woonplaats een woning voor minstens 90 dagen per jaar ter beschikking heeft. Het is niet van belang of u ook daadwerkelijk 90 dagen of meer in de woning verblijft. Verblijft u permanent in uw vakantiewoning, dan is forensenbelasting niet van toepassing.

Dagen dat u de woning verhuurt dan wel de woning gebruikt om de woning beschikbaar te maken of te houden voor verhuur, tellen dus niet mee. Bij het beschikbaar maken of houden voor verhuur kunt u bijvoorbeeld denken aan het plegen van onderhoud, zoals het verven van het houtwerk. Verhuurt u de woning voor een bepaalde periode via een derde, maar kunt u zelf gebruikmaken van de woning als deze in de betreffende periode niet verhuurd wordt, dan tellen deze dagen wel mee. De woning staat u dan immers ter beschikking.

Tot slot

Met betrekking tot de aankoop en het gebruik van een vakantiewoning kunt u met verschillende belastingen te maken krijgen. In deze advieswijzer hebben wij geprobeerd een algemeen beeld te schetsen. Neem voor de fiscale gevolgen in uw specifieke situatie contact op met een van onze adviseurs.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

advieswijzer
26/8/2025
Woning

Advieswijzer Aanschaf van een vakantiewoning

Als u een vakantiewoning op het oog heeft in Nederland, zijn er fiscale regels bij de aankoop en het gebruik hiervan. Denk aan omzetbelasting, overdrachtsbelasting, box 3-heffing, onroerendezaakbelasting en mogelijk ook forensenbelasting.

LEES VERDER

Casus bonusplan

Een werkgever biedt zijn werknemers de mogelijkheid om loon uit te ruilen voor een bonusplan. De werknemer kiest in januari of hij deelneemt (de minimale inleg is 5% van het loon) en ruilt dan gedurende het jaar loon uit. Als bepaalde targets worden behaald, wordt in april van het volgende jaar de bonus uit het bonusplan uitgekeerd. Gaat een werknemer gedurende het kalenderjaar uit dienst of overlijdt hij, dan wordt het brutoloon waarvan is afgezien ineens uitbetaald. Op deze uitbetaling houdt de werkgever dan loonheffing in.

Het moment van uitruil

Op de vraag hoe de belastingheffing verloopt, antwoordt de Belastingdienst dat loonheffing verschuldigd is op het moment van uitruil van het loon. Op het brutoloon waar de werknemer maandelijks van afziet, moet dan ook loonheffing ingehouden worden, zo geeft de Belastingdienst aan. De Belastingdienst vindt namelijk dat in dit geval sprake is van het verschuiven van het genietingsmoment naar een ongebruikelijk tijdstip. In dat geval wordt op grond van de wet met het verschuiven geen rekening gehouden en vindt belastingheffing dus plaats op het moment van afzien van het loon.

Het moment van uitkeren bonus

Ook de uitkering van de bonus in april van het volgende jaar vormt volgens de Belastingdienst loon waarop loonheffing moet worden ingehouden. Voor de berekening van de loonheffing mag op dit loon wel het in het voorgaande jaar uitgeruilde loon in mindering worden gebracht, aldus de Belastingdienst. Op die manier vindt geen dubbele heffing plaats.

Let op! Het belastbare loon in april kan nooit negatief worden, vindt de Belastingdienst. Als de bonus lager is dan het in het voorgaande jaar uitgeruilde loon, bedraagt het loon in april dus nihil.

Casus virtueel aandelenplan

De Belastingdienst komt met eenzelfde oordeel in een casus waarin een werkgever zijn werknemers de mogelijkheid biedt om loon uit te ruilen voor een virtueel aandelenplan. Een virtueel aandelenplan geeft recht op een bedrag gebaseerd op de waarde van de aandelen. Het betreft geen echte aandelen in het kapitaal van de werkgever. 

De werknemer kiest begin januari of hij deelneemt aan dit virtueel aandelenplan en ruilt dan gedurende het jaar loon uit. Deze virtuele aandelen geven na drie jaar recht op een uitkering, mits de werknemer op dat moment nog in dienst is. De werkgever betaalt die uitkering dan ook uit. Gaat een werknemer gedurende het kalenderjaar uit dienst of overlijdt hij, dan wordt het brutoloon waarvan is afgezien ineens uitbetaald. Op deze uitbetaling houdt de werkgever dan loonheffing in.

Ook bij deze uitruil vindt de Belastingdienst dat loonheffing verschuldigd is op het moment van uitruil van het loon. Op het brutoloon waar de werknemer maandelijks van afziet, moet dan ook loonheffing ingehouden worden. Ook de uitkering na drie jaar (de opbrengst uit de virtuele aandelen) vormt volgens de Belastingdienst  loon waarop loonheffing moet worden ingehouden. Voor de berekening van de loonheffing mag op dit loon wel het in de voorgaande jaren uitgeruilde loon in mindering worden gebracht. Op die manier vindt ook hier geen dubbele heffing plaats. De Belastingdienst vindt echter ook in deze situatie dat het loon niet negatief kan worden.

Let op! De Belastingdienst beantwoordt hier vragen in twee specifieke situaties. Het gegeven antwoord is bovendien de mening van de Belastingdienst. Neem voor een fiscale beoordeling van uw eigen situatie altijd contact op met onze adviseurs.

nieuws
26/8/2025
Belastingdienst

Belastingheffing bonusplan en virtuele aandelen

Hoe verloopt de belastingheffing als een werknemer deelneemt aan een door de werkgever aangeboden bonusplan of virtuele aandelen? Aan de hand van een tweetal casussen wordt dit uitgelegd.

LEES VERDER

Eis voor turboliquidatie

Om een rechtspersoon, zoals een bv, via een turboliquidatie te beëindigen is vereist dat er geen bezittingen en vorderingen meer in de bv zijn op het moment van ontbinding van de bv.

Geen turboliquidatie

Zijn er nog wel bezittingen en vorderingen dan kan de bv niet via een turboliquidatie beëindigd worden. U moet dan de wettelijke vereffeningsprocedure volgen. Ook als er nog veel schulden zijn of bijvoorbeeld nog arbeidsovereenkomsten is het niet verstandig om te kiezen voor een turboliquidatie. Als een en ander namelijk niet op juiste wijze wordt afgewikkeld, loopt u het risico persoonlijk aansprakelijk gesteld te worden.

Let op! Neem voor advies over uw eigen situatie altijd contact op met een van onze adviseurs.

Waarom turboliquidatie

Via een turboliquidatie kan worden voorkomen dat de schulden verder oplopen. Zonder turboliquidatie zal in deze situaties vaak een ‘regulier’ faillissement volgen, waarbij schuldeisers meestal veel minder geld terugkrijgen dan bij een turboliquidatie. Een ander voordeel is dat de kosten die komen kijken bij het beëindigen van een rechtspersoon door de snelle beëindiging een stuk lager liggen dan bij een wettelijke vereffeningsprocedure. 

Werking tijdelijk wet

De Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie die sinds 15 november 2023 van kracht is, biedt meer transparantie en controle voor schuldeisers. Zo moeten schuldeisers verplicht worden geïnformeerd over een voorgenomen bedrijfsbeëindiging en moet er financiële verantwoording worden afgelegd bij de Kamer van Koophandel. Schuldeisers kunnen dan inzage eisen in de administratie, eventueel bestuurders aansprakelijk stellen.

Als niet aan de eisen van een turboliquidatie wordt voldaan, kan een schuldeiser ook een rechter vragen de turboliquidatie ongedaan te maken.

Let op! Misbruik maken van turboliquidatie is strafbaar en kan leiden tot een bestuursverbod van maximaal vijf jaar.

Tijdelijke wet wordt permanent

Uit een evaluatie blijkt dat met de tijdelijke wet de te bereiken doelen worden gehaald. Gezien de vele voordelen van de tijdelijke wet heeft de staatssecretaris inmiddels een wetswijziging in voorbereiding om de Tijdelijke wet transparantie bij turboliquidaties permanent te maken. Wel blijkt uit de evaluatie dat de wet beter gehandhaafd dient te worden. Daarom zal dit ook onderdeel uitmaken van de definitieve wetswijziging. Door de verlenging van de tijdelijke wet met twee jaar blijven de voordelen ervan in de tussentijd in ieder geval in stand.

nieuws
26/8/2025
Strategie

Tijdelijke wet transparantie turboliquidaties met twee jaar verlengd

De Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie wordt met twee jaar verlengd. Dit heeft staatssecretaris Struycken aan de Tweede Kamer laten weten. Met een turboliquidatie kan een bv of een andere rechtspersoon snel worden beëindigd en ontbonden.

LEES VERDER

Eénloketsysteem

Handelaren binnen de EU die zakendoen met afnemers die geen btw-aangifte doen, zoals particulieren, kunnen nu al gebruikmaken van het éénloketsysteem, het IOSS. De handelaren moeten de btw namelijk meestal berekenen in het land van de ontvanger van de goederen en de btw hier ook voldoen. Door gebruik te maken van één centraal punt van de Belastingdienst, het éénloketsysteem, kan men de btw ieder kwartaal aangeven en ook betalen. De Belastingdienst zorgt ervoor dat de meldingen en betalingen worden doorgestuurd naar de betreffende landen.

Meer gebruik éénloketsysteem

Omdat handelaren en platforms buiten de EU verplicht worden de btw af te dragen in het land van de ontvanger van de goederen, zullen ze hiervoor bij voorkeur het éénloketsysteem gaan gebruiken. Op die manier hoeven ze niet in ieder land aangifte en betalingen te doen. Een bijkomend voordeel is dat de lidstaten zekerder zijn van hun btw-inkomsten. Ook wordt de last van de btw-inning verlegd van de consument naar de leverancier.

Ingangsdatum

De beoogde ingangsdatum van de nieuwe regeling is 1 juli 2028.

nieuws
25/8/2025
Internationaal

Nieuwe btw-regels voor afstandsverkopen

De Europese Raad heeft een richtlijn aangenomen inzake de btw op afstandsverkopen van buiten de EU. Volgens deze richtlijn moeten de leveranciers de btw voortaan bij invoer voldoen. Hierdoor worden de leveranciers aangemoedigd hiervoor het zogenaamde éénloketsysteem, IOSS, te gebruiken.

LEES VERDER

Woningdelers

In de huidige krappe woningmarkt zal het vast vaker voorkomen. Twee of meer personen kopen gezamenlijk een woning. De woning is niet gesplitst, maar bestaat wel uit meerdere zelfstandige woongedeelten. De kopers sluiten met elkaar een gebruikersovereenkomst waarbij iedere koper het exclusieve gebruiksrecht heeft op een zelfstandig woongedeelte. De kopers verklaren bij de notaris ook dat zij hun zelfstandige woongedeelte ook anders dan tijdelijk als hoofdverblijf gaan gebruiken.

Overdrachtsbelasting?

Bedraagt de overdrachtsbelasting in zo’n geval 10,4% of kunnen de kopers een beroep doen op het 2%-tarief? Of kunnen ze zelfs, als ze tussen de 18 en 35 jaar oud zijn en niet eerder de startersvrijstelling gebruikten, een beroep doen op de startersvrijstelling?

2% of startersvrijstelling!

De Belastingdienst antwoordde op deze vraag dat in deze situatie het 2%-tarief of de startersvrijstelling kan worden toegepast.

Let op! Overleg over uw eigen specifieke situatie altijd met onze adviseurs en de notaris of in uw geval ook het 2%-tarief of de startersvrijstelling kan worden toegepast.

nieuws
25/8/2025
Woning

Ook 2% of vrijstelling overdrachtsbelasting voor woningdelers?

Hoe hoog is de overdrachtsbelasting als je met meerdere personen een woning koopt, die niet juridisch gesplitst is, maar waarbij elke koper een exclusief gebruiksrecht verkrijgt op een bepaald deel van de woning?

LEES VERDER

Oplichting vanuit Midden-Oosten

In een zaak die onlangs behandeld werd door de rechtbank in Den Haag, had de dga van een bv € 250.000 geïnvesteerd in crypto-tokens. De overeenkomst omtrent de investering was gesloten met een vennootschap die gevestigd was in de Verenigde Arabische Emiraten. Kort na de investering werd duidelijk dat er sprake was van oplichting en dat de investering als verloren kon worden beschouwd. 

Draait dga of bv op voor verlies?

Voor de rechtbank stond de vraag centraal of de investering voor rekening van de dga of van de bv was gedaan. De bv en de dga waren van mening dat er sprake was geweest van een investering door de bv. Zij wilden het verlies dan ook ten laste van de winst van de bv brengen. De inspecteur was van mening dat de dga in privé in de crypto-tokens had gehandeld en achtte het verlies dan ook niet aftrekbaar voor de bv.

Overeenkomst in privé gesloten

Volgens de rechtbank bleek uit de stukken dat de overeenkomst met de vennootschap uit de Verenigde Arabische Emiraten door de dga in privé gesloten was. Dat de dga als bestuurder van de bv of in opdracht van de bv had gehandeld, bleek niet uit de feiten. Volgens de rechtbank was niet van belang dat de investering vanaf een rekening van de bv was gedaan. Ook het feit dat de investering als ‘effecten’ in de jaarrekening geboekt was, maakte geen verschil. Ten tijde van de opstelling ervan was immers al duidelijk dat de investering waardeloos moest worden geacht.

Winstuitdeling

Een en ander leidde tot de conclusie dat er sprake was van een winstuitdeling ter grootte van € 250.000. De rechtbank was het met de inspecteur eens dat de dga hiervoor in box 2 belast diende te worden. 

Tip! Investeert u als dga vanuit uw bv? Maak met uw bv afspraken over deze investering en leg deze zorgvuldig vast.

nieuws
22/8/2025
Dobbelstenen

Verliesverrekening in crypto’s privé of voor de bv?

Als u via uw bv investeert in cryptovaluta of andere vormen van belegging, is van belang dat duidelijk vastligt of het een investering van uw bv betreft of dat u als dga in privé investeert. Dit moet blijken uit de feiten en omstandigheden. Is een en ander onvoldoende duidelijk, dan kan dit in bepaalde situaties tot een ongunstige belastingafrekening leiden.

LEES VERDER

Niet-erkend biologisch kind

In een zaak die op 6 september 2024 speelde voor de Hoge Raad was de vrijstelling en het tarief dat in de erfbelasting geldt voor kinderen, niet toegepast op de erfenis die een niet erkend kind had verkregen van zijn biologische vader. Bij een niet-erkend kind is namelijk geen sprake van de voor de kind-vrijstelling en het kind-tarief benodigde bloedverwantschap maar enkel van biologische verwantschap.

Family-life

In de betreffende zaak had een kind geërfd van zijn biologische vader. Die kon het kind niet erkennen,  omdat de biologische moeder daar in eerste instantie geen toestemming voor gaf en haar partner het kind heeft erkend. Formeel bestond er dus geen familierechtelijke betrekking tussen de biologische vader en het kind. Tussen beiden bestond wel een familieleven (family life volgens het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens – EVRM). Toch kon er conform de wettelijke bepalingen geen kind-vrijstelling en -tarief worden toegepast.

Schending discriminatieverbod

De Hoge Raad stelde vast dat in de casus wel sprake was van schending van het discriminatieverbod,  omdat er een nauwe persoonlijke band (family life) tussen de vader en het kind aanwezig was. De Hoge Raad liet de aanslag erfbelasting met de lagere vrijstelling en het hogere tarief echter in stand en liet de beslissing om rechtsherstel te bieden voor de schending van dit discriminatieverbod over aan de wetgever.

Wetsvoorstel

Er is inmiddels een wetsvoorstel in voorbereiding waarin de schending van het discriminatieverbod wordt weggenomen. De beoogde inwerkingtreding is 1 januari 2026.

Hardheidsclausule

Verder is bekendgemaakt dat in bovengenoemde casus op verzoek de hardheidsclausule is toegepast. Andere erfgenamen in soortgelijke situaties kunnen eveneens een beroep op deze hardheidsclausule doen.

Voorwaarden

Daarbij is wel van belang dat aangetoond wordt dat er een biologische relatie tussen beiden bestaat. In de zaak die voor de Hoge Raad speelde had de erfgenaam dit aangetoond via een DNA-test. Verder is vereist dat er aantoonbaar een vorm van family life is geweest tussen vader en biologisch niet-erkend kind. In genoemde casus bleek dit bijvoorbeeld uit een beschikking van de rechtbank, waarin een omgangsregeling was vastgelegd.

nieuws
21/8/2025
Schenken

Kind-vrijstelling en -tarief erfbelasting voor biologisch niet-erkend kind

Als biologische niet-erkende kinderen van hun vader een erfenis krijgen, bestaat wettelijk gezien geen recht op de hogere vrijstelling en geen recht op het lagere tarief dat geldt voor kinderen in de erfbelasting. Met een beroep op de hardheidsclausule kan nu, onder voorwaarden, toch recht bestaan op deze hogere vrijstelling en het lagere tarief.

LEES VERDER

30%-regeling

Vanuit het buitenland aangeworven werknemers die in Nederland arbeid verrichten, kunnen onder voorwaarden gebruikmaken van de zogenaamde 30%-regeling. Als zij deze regeling kunnen toepassen mag 30% van het loon, met een maximum van € 73.800 (2025), netto uitbetaald worden. De 30%-regeling geldt voor een periode van maximaal vijf jaar.

Uit het buitenland aangeworven

Een van de voorwaarden voor toepassing van de 30%-regeling is dat de werknemer voorafgaand aan de dienstbetrekking meer dan 16 maanden van de voorgaande 24 maanden buiten Nederland woonde. En dit moet op meer dan 150 kilometer van het dichtstbijzijnde punt van de Nederlandse grens zijn.

Let op! Er gelden nog meer voorwaarden. Laat u daarover goed informeren door onze adviseurs.

Nieuw dienstverband?

Wat betekent het als een werknemer gedurende de looptijd van de 30%-regeling bij u als een nieuwe werkgever wil gaan werken? Kan de nieuwe werkgever dan ook de 30%-regeling toepassen als de oorspronkelijke looptijd van de 30%-regeling van vijf jaar nog niet verstreken is?

Driemaandstermijn

Ja dat kan, als de nieuwe werkgever en de werknemer daar gezamenlijk om verzoeken én er tussen het einde van de tewerkstelling bij de oude werkgever en de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst bij de nieuwe werkgever niet meer dan drie maanden zitten.

Let op!Daarnaast moet de nieuwe werkgever ook aannemelijk maken dat voldaan wordt aan alle voorwaarden die gelden voor de 30%-regeling.

Maar niet langer

De toepassing van de driemaandstermijn is strikt, zo oordeelde een rechtbank. Een werknemer verzocht bij de rechtbank tevergeefs om voortzetting van de 30%-regeling. De driemaandstermijn was in zijn geval overschreden vanwege meerdere malen uitstel gedurende de sollicitatieperiode. Dat uitstel was geïnitieerd door de werkgever en niet te wijten aan de werknemer. De rechtbank oordeelde echter dat dit geen reden was om de driemaandstermijn niet toe te passen. Gevolg was dat de nieuwe werkgever de 30%-regeling niet mocht toepassen voor de werknemer.

Tip! Neemt u een nieuwe werknemer in dienst waarvoor de vorige werkgever de 30%-regeling toepaste? Houd dan rekening met de driemaandstermijn!

nieuws
21/8/2025
Internationaal

Blijft de 30%-regeling van toepassing bij nieuw dienstverband?

Kunt u voor een nieuwe werknemer de 30%-regeling toepassen als zijn vorige werkgever dat ook deed en de looptijd van vijf jaar nog niet verstreken is? Dat kan onder voorwaarden, maar houdt daarbij in ieder geval de driemaandstermijn in de gaten.

LEES VERDER

Compensatie Belastingdienst eH3-inlogmiddel

EHerkenning is voor organisaties en voor veel bedrijven noodzakelijk om belastingaangifte te kunnen doen. Via een compensatieregeling kan één Belastingdienst eH3-inlogmiddel per organisatie per jaar vergoed worden. U krijgt alleen vergoeding als u het speciale Belastingdienst eH3-inlogmiddel heeft aangeschaft. De vergoeding bedraagt € 24,20 inclusief btw per kalenderjaar.

Tip! Ook als u een bestaand eHerkenningsmiddel heeft omgezet naar het Belastingdienst eH3-inlogmiddel, komt u voor compensatie in aanmerking.

Aanvragen compensatie

U kunt deze compensatie digitaal aanvragen bij RVO.nl. U heeft hiervoor het speciale Belastingdienst eH3-inlogmiddel nodig. Voor het kalenderjaar 2024 kunt een aanvraag indienen tot en met 30 september 2025.

Let op! Het inlogmiddel eH3 van de Belastingdienst is dus niet bruikbaar voor andere zaken waarvoor eHerkenning vereist is.

Niet voor eenmanszaak en zzp’er

De compensatieregeling voor het eH3-inlogmiddel is niet beschikbaar voor eenmanszaken en zzp’ers. Zij kunnen hun belastingaangiftes namelijk indienen met behulp van DigiD en hebben daarom geen eHerkenning nodig.

Geen KVK-nummer?

Hoeft of kunt u zich niet inschrijven bij de KVK en moet u wel online aangifte doen, dan komt u wellicht in aanmerking voor een speciale compensatieregeling voor het speciale ‘eH3 zonder KVK-nummer inlogmiddel’. Ook hier geldt dat deze tegemoetkoming, die € 36,24 (incl. btw) per kalenderjaar bedraagt, per aanvraagperiode eenmalig verstrekt wordt. Voor het kalenderjaar 2024 kunt u deze regeling aanvragen van 18 augustus tot en met 31 december 2025, voor het kalenderjaar 2025 van 1 januari 2026 tot en met 30 september 2026. 

Compensatie PROBAS

Heeft u geen eH3-inlogmiddel, geen DigiD en geen ‘eH3 zonder KVK-nummer inlogmiddel’ en moet u wel online aangifte doen, dan kunt u per aanvraagperiode eenmalig compensatie aanvragen voor de kosten die samenhangen met de noodzakelijke aanschaf van het eHerkenning PROBAS-inlogmiddel. Deze tegemoetkoming bedraagt € 36,30 (incl. btw) per kalenderjaar. Hier geldt dat u deze eenmalige compensatie voor het kalenderjaar 2024 kan aanvragen tot en met 31 december 2025 en voor het kalenderjaar 2025 van 1 januari 2026 tot en met 31 december 2026.

En voor eenieder die dan nog overblijft

Moest u over 2024 online aangifte doen, maar was dit via alle bovengenoemde alternatieven niet mogelijk, dan kan onder voorwaarden compensatie worden aangevraagd óf voor de kosten van de aanschaf van een softwarepakket waarmee u wel belastingaangifte kan of kon doen, óf voor de kosten van het door een intermediair laten indienen van de belastingaangifte. Deze compensatie bedraagt maximaal € 450. Een aanvraag kan worden ingediend binnen twaalf maanden na afloop van het kalenderjaar waarin de aangifte is ingediend, voor het belastingjaar 2024 is dat dus in 2025. 

nieuws
20/8/2025
Typen

Compensatie om verplicht online belastingaangifte te kunnen doen

Organisaties en ondernemingen die verplicht online aangifte moeten doen, maar die hiervoor speciaal een inlogmiddel moesten of moeten aanschaffen, kunnen in aanmerking komen voor compensatie. Er zijn voor verschillende omstandigheden verschillende compensaties.

LEES VERDER