Een nieuwe initiatiefwet met betrekking tot de positie van zelfstandigen ligt momenteel ter internetconsultatie. Wat zijn de punten uit deze initiatiefwet?
Deze initiatiefwet moet een einde maken aan de onduidelijkheid en onrust rond de status van zzp’ers, die is ontstaan sinds er begin dit jaar een einde is gekomen aan het handhavingsmoratorium. Verder moet de nieuwe wet beter aansluiten bij de moderne arbeidsmarkt ̶ wil je wel of niet als zzp’er gaan werken ̶ door duidelijkheid te geven over hun status: zijn ze zelfstandige of werknemer.
In deze wet wordt een duidelijk wettelijk toetsingskader voorgesteld om te bepalen wanneer als zelfstandige kan worden gewerkt. Er komen twee toetsen waar een zelfstandige aan moet voldoen om als zelfstandige te werken; de zelfstandigentoets en de werkrelatietoets. Hierdoor wordt duidelijkheid gecreëerd, waardoor partijen achteraf niet met naheffingen of boetes geconfronteerd worden.
De voorwaarden uit de zelfstandigentoets zijn:
De voorwaarden uit de werkrelatietoets zijn:
Daarnaast introduceert de wet nog de mogelijkheid om op sectoraal niveau een rechtsvermoeden te introduceren voor sectoren met een verhoogd risico op schijnzelfstandigheid.
Let op! Uiteraard blijven hiernaast de feitelijke omstandigheden relevant.
Er komt een aparte toetsingscommissie die werkrelaties waar nodig kan beoordelen, om zodoende duidelijkheid aan de markt kan geven. De uitgevoerde beoordelingen zijn openbaar en bindend voor handhavende instanties, zoals de Belastingdienst.
Verder wordt in de initiatiefwet de introductie van het rechtsvermoeden van werknemerschap op basis van een uurtarief voorgesteld, dat feitelijk een bodem in de markt voor zzp’ers legt, zoals dat is opgenomen in de conceptwet VBAR.
De internetconsultatie staat open van 26 mei tot en met 23 juni 2025.
Werkgevers mogen in 2025 voor de kosten van huisvesting van een werknemer maximaal 25% van het minimumloon inhouden op het wettelijke minimumloon van die werknemer. Het voorstel is om dit percentage vanaf 2026 tot en met 2029 jaarlijks met 5% te verlagen.
Lees verderEen bedrijf gaf zijn personeel en diens gezinsleden in de periode 2015-2019 een korting op de standaardvervoersprijs voor privéritten met de trein. Deze korting was gelijk aan de collectiviteitskorting die het bedrijf zelf, als zakelijke grootverbruiker van vervoer, ontving van een groepsvennootschap. Op basis van een cao-bepaling was het bedrijf verplicht dit voordeel door te spelen naar de werknemer.
Lees verder