ACTUEEL

Zoek:
Filter op soort artikel:
Thank you! Your submission has been received!
Oops! Something went wrong while submitting the form.

Voor wie?

Kinderopvangorganisaties kunnen de subsidie aanvragen voor een praktijk(leer)plaats voor doorontwikkeling van groepshulpen. De subsidie biedt een tegemoetkoming in de loonkosten van groepshulpen. Het doel is dat door de subsidie meer groepshulpen worden aangenomen en dat zij kunnen doorgroeien in de kinderopvang.

Hoogte subsidie

De subsidie bedraagt maximaal € 10.056 per jaar per groepshulp en is afhankelijk van het aantal contracturen dat de groepshulp per week werkt. Een organisatie kan voor maximaal twee groepshulpen subsidie aanvragen.

Let op! Het beschikbare budget bedraagt in 2025 € 1.735.000. Ook in 2026 is de subsidie nog beschikbaar. Het beschikbare budget voor 2026 bedraagt € 1.775.000.

Voorwaarden

De subsidie kent een aantal voorwaarden:

  • De groepshulp moet een arbeidsovereenkomst van ten minste twaalf maanden hebben met een startdatum vanaf 1 augustus 2023 of later.
  • De groepshulp moet deelnemen aan scholing via praktijkleren in het mbo (mbo-bbl of mbo-derde leerweg (OVO/ODT) niveau 1 of 2). Deze scholing moet tussen 1 augustus 2023 en 31 oktober 2026 zijn gestart.
  • De kinderopvangorganisatie moet voor de groepshulp eerder ook subsidie hebben gekregen via de Subsidieregeling praktijkleren of praktijkleren in de derde leerweg.

Tip! Kijk voor alle voorwaarden hier.

Aanvragen

De subsidie is aan te vragen via RVO.nl. RVO neemt alle op tijd ingediende volledige aanvragen in behandeling. Bij overschrijding van het budget wordt de hoogte van de subsidie per groepshulp naar rato verlaagd.

Tip! Deed u een aanvraag voor de Subsidieregeling praktijkleren of praktijkleren in de derde leerweg voor een groepshulp, maar heeft u nog geen beslissing daarop ontvangen? Vraag dan ook altijd de subsidie voor groepshulpen in de kinderopvang al aan. Als u wacht op de beslissing op uw aanvraag op de subsidie praktijkleren (in de derde leerweg), bent u waarschijnlijk te laat om nog de subsidie voor groepshulpen in de kinderopvang aan te vragen.

nieuws
22/10/2025
Euro

Aanvraag subsidie groepshulp kinderopvang tot 28 november 2025

Van 3 november 2025 9.00 uur tot en met 28 november 2025 17.00 kunt u weer subsidie aanvragen voor groepshulpen in de kinderopvang.

LEES VERDER

Ouderschapsverlof

Met ouderschapsverlof kunnen ouders na de geboorte van een kind wennen aan de nieuwe gezinssituatie. Het verlof moet binnen een jaar na de geboorte worden opgenomen. Bij pleeg- en adoptiekinderen moet het verlof worden opgenomen binnen een jaar nadat het kind in het gezin is opgenomen en voordat het kind acht jaar oud is.

Zelf aanvragen

De werkgever moet het betaalde ouderschapsverlof aanvragen bij het UWV voor de betreffende werkgever Een niet voor de werknemersverzekeringen verzekerde dga moet echter zelf het betaalde ouderschapsverlof aanvragen via Mijn UWV. Het UWV beslist binnen vier weken op een ingediend verzoek. De uitkering van het UWV verloopt in dat geval rechtstreeks aan de dga en dus niet via de bv.

Ander bedrag

Werknemers hebben recht op negen weken betaald ouderschapsverlof. De uitkering voor hen bedraagt 70% van het dagloon, voor de niet voor de werkverzekeringen verzekerde dga’s geldt echter 70% van het minimumloon.

Geen invloed op hoogte gebruikelijk loon

Het bedrag aan betaald ouderschapsverlof dat de dga ontvangt, is niet van invloed op de hoogte van het gebruikelijk loon. Wel mag rekening worden gehouden met het feit dat de dga door het ouderschapsverlof minder uren werkt. Het gebruikelijk loon moet worden gebaseerd op de werkzaamheden over het gehele jaar. Wordt een deel van het jaar niet gewerkt, dan mag het gebruikelijk loon dienovereenkomstig lager worden vastgesteld. 

Let op! Dit moet wel aannemelijk gemaakt kunnen worden!

nieuws
21/10/2025
Zuigflesjes

De dga en ouderschapsverlof

Werknemers hebben onder voorwaarden recht op ouderschapsverlof, waarvan een deel betaald wordt door het UWV. Betaald ouderschapsverlof geldt ook voor de dga. Een dga is immers in dienst van een bv. Er gelden voor de dga die niet verzekerd is voor de werknemersverzekeringen wel bijzondere regels.

LEES VERDER

Tegengaan concurrentievervalsing

De nieuwe btw-plicht voor deze digitale platforms maakt onderdeel uit van een Europees pakket om het btw-stelsel te moderniseren. Het doel van de nieuwe btw-plicht is het tegengaan van concurrentievervalsing. Bovengenoemde diensten worden nu nog vaak aangeboden door particulieren en door ondernemers die geen btw in rekening hoeven te brengen, onder meer omdat ze de kleine ondernemersregeling toepassen. Op deze manier wordt geconcurreerd met grotere bedrijven die wél btw moeten berekenen.

Btw-plicht

Het wetsvoorstel schrijft voor dat digitale platforms waarop genoemde diensten worden aangeboden vanaf 1 juli 2028 btw-plichtig worden. Als de dienstverlener zelf al btw in rekening brengt, verandert er (uiteraard) niets. 

Maximaal 30 dagen

Verder schept het wetsvoorstel meer duidelijkheid over het begrip kortetermijnverhuur in de btw, namelijk maximaal 30 nachten.

Beperkte plicht passagiersvervoer

De btw-plicht voor platforms waarop passagiersvervoer wordt aangeboden, wordt beperkt omdat hier nauwelijks concurrentievervalsing optreedt. De oorzaak is dat deze diensten veelal door grotere ondernemingen worden aangeboden die al btw-plichtig zijn. Deze platforms worden in beginsel alleen geconfronteerd met een administratieplicht, waarmee ze aan moeten tonen dat door de dienstverlener al btw in rekening is gebracht. Alleen als dat niet het geval is, moet het platform de btw afdragen.

Internetconsultatie

Geïnteresseerden hebben de mogelijkheid hun visie op het wetsvoorstel te geven via een internetconsultatie. U kunt tot en met 3 november 2025 reageren.

nieuws
21/10/2025
Sleutel

Kortlopende verhuur accommodatie via platform btw-plichtig

Er is een internetconsultatie gestart over een wetsvoorstel voor een nieuwe btw-plicht voor digitale platforms waarop kortlopende verhuur van accommodaties plaatsvindt. Deze nieuwe btw-plicht gaat ook gelden voor digitale platforms die passagiersvervoer faciliteren. Deze btw-plicht moet 1 juli 2028 ingaan.

LEES VERDER

Voor wie?

Erkende leerbedrijven die een praktijkplaats verzorgen voor een mbo-student in de derde leerweg (overig onderwijs (ovo) of overige opleidingen in deeltijd (odt)) kunnen voor de subsidie in aanmerking te komen.

Voorwaarden

Voor de subsidie gelden een aantal voorwaarden:

  • De student moet een werkzoekende zijn of betaalde arbeid verrichten.
  • De student moet tijdens de aanvraagperiode staan ingeschreven in het Register Onderwijsdeelnemers (ROD) van DUO.
  • De opleiding die de student volgt, moet gericht zijn op het behalen van een volledig diploma, een certificaat of een praktijkverklaring.
  • De student moet de opleiding op of na 1 augustus 2023 gestart zijn.
  • De opleiding moet zijn opgenomen in het Centraal register beroepsopleidingen (Crebo).

Let op! De subsidie is niet voor mbo-studenten in de beroepsopleidende leerweg (bol) en beroepsbegeleidende leerweg (bbl). Voor deze studenten kan de werkgever mogelijk wel in aanmerking komen voor de Subsidieregeling praktijkleren voor het mbo.

Tip! Kijk voor alle voorwaarden hier.

Hoogte subsidie

Per praktijkplaats kan maximaal € 2.700 subsidie gekregen worden. Het uiteindelijke subsidie kan lager zijn. Als er namelijk meer toegekende aanvragen zijn dan het beschikbar budget, wordt dat budget verdeeld over de aanvragen. In 2025 bedraagt het budget € 2.800.000.

Let op! De subsidie wordt maximaal verstrekt over een periode van 52 aaneengesloten weken, waarvan er maximaal 40 voor subsidie in aanmerking komen.

Aanvragen

Aanvragen van de subsidie kan via RVO.nl. Het erkende leerbedrijf moet de subsidie wel aanvragen binnen een jaar na afloop van de praktijkleerplaats.

nieuws
20/10/2025
Geld

Aanvragen subsidie praktijkleren derde leerweg tot 28 november 2025

Van maandag 3 november 2025 9.00 uur tot vrijdag 28 november 2025 17.00 uur kunt u weer de subsidie praktijkleren in de derde leerweg aanvragen.

LEES VERDER

Wat was hier aan de hand? 

De werknemer was bij een sportschool in dienst getreden voor 12 uur per week. Vervolgens vroeg ze na een paar maanden om urenuitbreiding. De werkgever honoreerde dit verzoek. Via een addendum op de arbeidsovereenkomst waren de uren uitgebreid naar 31 uur per week. Nadat het addendum was getekend, maar al voordat de urenuitbreiding inging, meldde de werknemer zich ziek vanwege angst- en paniekaanvallen.

Vernietiging van het addendum

De werkgever vernietigde vervolgens het addendum waarin de urenuitbreiding was afgesproken wegens dwaling, omdat op basis van informatie die ze achteraf had gekregen de werknemer niet aan haar mededelingsplicht had voldaan. De werknemer wist immers dat  ze medisch niet in staat was de extra uren te werken, aldus de werkgever. De werknemer had daarom volgens de werkgever geen recht op doorbetaling van loon bij ziekte voor 31 uur, maar voor de 12 uur uit het eerdere contract. De werknemer stapte vervolgens naar de rechter.

Wanneer is er sprake van dwaling? 

Bij dwaling gaat het om de situatie dat een partij bij een juiste voorstelling van zaken de overeenkomst niet – of niet op deze voorwaarden – met de andere partij zou zijn aangegaan. De bescherming die het arbeidsrecht biedt voor de werknemer moet daarbij wel worden nageleefd, maar het ontslagrecht beschermt geen werknemer die bedrog of dwaling heeft gepleegd bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst. 

Een arbeidsovereenkomst is rechtsgeldig buitengerechtelijk vernietigd op grond van dwaling als op het moment van het ondertekenen van de arbeidsovereenkomst een werknemer over zodanige informatie met betrekking tot zijn gezondheid beschikte, dat hij daarvan mededeling aan de werkgever had moeten doen. Van zulke informatie is sprake als een werknemer bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst daadwerkelijk wist dat zijn gezondheidstoestand zodanig was dat dit hem ingrijpend en langdurig zou belemmeren in de uitoefening van de overeengekomen werkzaamheden.

Was hier sprake van dwaling?

De werknemer heeft aangegeven al jaren aan psychische klachten te lijden en daar ook medicatie voor te slikken. Het is daarom niet ondenkbaar dat de klachten mogelijk nog terug kunnen keren. Ze had moeten begrijpen dat haar psychische kwetsbaarheid relevant was voor de vraag of zij structureel meer taken en uren kon vervullen. Door dit niet te melden bij het tekenen van het addendum heeft de werknemer de mededelingsplicht geschonden.

Het resultaat

Voorlopig moet worden geoordeeld in de kort-geding-procedure dat de buitengerechtelijke vernietiging wegens dwaling niet in strijd is met het gesloten ontslagstelsel. Dat betekent dat de werknemer geen aanspraak maakt op loon bij ziekte over 31 uur per week, maar slechts over 12 uur per week.

nieuws
17/10/2025
Juridisch

Schending mededelingsplicht door verzwijgen angst- en paniekstoornis

Eerlijkheid duurt het langst. Zo blijkt maar weer uit een uitspraak die ging over een werknemer die tijdens haar sollicitatie niet eerlijk was geweest over de medische problemen waar ze mee kampte.

LEES VERDER

1. Anticipeer op 12% extra belasting fossiele personenauto van de zaak

Werkgevers gaan extra belasting betalen als ze vanaf 1 januari 2027 een fossiele personenauto van de zaak (CO2-uitstoot groter dan nul) voor het eerst aan hun werknemer ook voor privégebruik ter beschikking stellen. Het addertje onder het gras bij deze regeling is dat woon-werkverkeer ook privé is! De belasting bedraagt in beginsel 12% van de cataloguswaarde. Voor personenauto’s die vóór 2027 ter beschikking worden gesteld, gaat de heffing pas in per 17 september 2030. Houd daarom ook al rekening met de regeling als u overweegt om voor 2027 nog fossiele personenauto’s voor het eerst ter beschikking te stellen. Bij een aanschaf of een leasecontract met een langere looptijd wilt u wellicht al kiezen voor een emissievrije personenauto. 

Let op! De bijtelling van de auto van de zaak blijft ook gewoon bestaan! De lagere bijtelling voor een auto van de zaak die geen CO2 uitstoot, vervalt echter per 2026. Schaft u nog in 2025 een elektrische auto aan, dan heeft u nog wel maximaal 5 jaar profijt van de lage bijtelling.

2. Plan de samenstelling van uw vermogen box 3

Heeft u privévermogen, dan is het van belang rekening te houden met de belastingheffing die u moet betalen over de verschillende typen vermogens in box 3. De hoogte van de box 3-belasting hangt namelijk niet alleen af van de hoogte van uw vermogen, maar ook van de samenstelling. Bovendien tellen roerende zaken in eigen gebruik (denk aan inboedel, juwelen of een boot) niet mee in box 3. U kunt dan ook belasting besparen door slim te plannen rondom de peildatum van 1 januari 2026. Koop roerende zaken voor eigen gebruik daarom vóór 1 januari 2026 in plaats van net daarna. En heeft u een onroerende zaak in box 3 verkocht, kijk dan of deze nog vóór 1 januari 2026 bij de notaris overgedragen kan worden. Dan bedraagt het wettelijk vastgestelde rendement hierover op 1 januari 2026 geen 7,78%, maar het veel lagere wettelijk vastgestelde rendement dat voor banktegoeden geldt. 

Let op! De advisering rondom box 3 is altijd maatwerk en omvat meer dan hiervoor beschreven! Raadpleeg daarom uw adviseur voor uw eigen situatie.

3. Controleer of u de tegenbewijsregeling box 3 kunt toepassen

Is uw totale werkelijke rendement in box 3 lager dan het totaal berekende wettelijk vastgestelde rendement, dan kunt u misschien een beroep doen op de tegenbewijsregeling box 3. De Hoge Raad sprak zich hierover vanaf medio 2024 uit. In beginsel is het mogelijk om voor de jaren 2017 tot en met 2027 een beroep te doen op de tegenbewijsregeling box 3. Voor de jaren 2017-2020 kan dat echter alleen als uw definitieve aanslag IB op 24 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststond én u tijdig bezwaar maakte of verzocht om ambtshalve vermindering. Om een beroep te doen op de tegenbewijsregeling, moet u verplicht gebruikmaken van het formulier Opgaaf Werkelijk Rendement (OWR). De Belastingdienst verstuurt vanaf juli gefaseerd brieven. Neem na ontvangst van deze brief zo snel mogelijk contact op met onze adviseurs. De reactietermijn is in bepaalde gevallen namelijk maar twaalf weken!

Let op! De berekening van het werkelijk rendement is waarschijnlijk anders dan u in gedachten heeft voor een werkelijk rendement. Zo tellen bijvoorbeeld ook de nog niet gerealiseerde waardeveranderingen mee. Neem voor de beoordeling of u een beroep kunt doen op de tegenbewijsregeling box 3 daarom contact op met onze adviseurs..

Tip! Is uw werkelijk rendement hoger, dan hoeft u niets te doen. U betaalt dan gewoon box 3-heffing op basis van het wettelijk vastgestelde rendement.

4. Dividend uitkeren of nog niet?

Het tarief in box 2 bedraagt in 2025 24,5% tot een inkomens van € 67.804 (of € 135.608 voor fiscale partners gezamenlijk). Over het meerdere bedraagt het tarief in 2025 31%. Het is daarom aantrekkelijker om dividend uit te keren tot € 67.804 (bij fiscale partners € 135.608) dan een hoger bedrag. Ga na welke bedragen aan dividend u de komende jaren wilt uitkeren en houd hierbij rekening met deze tariefverschillen.

5. Anticipeer op btw-herzieningsdiensten vanaf 2026

Voor investeringen in roerende en onroerende goederen geldt nu al een btw-herzieningsregeling. Vanaf 2026 gaat ook een btw-herzieningsregeling gelden voor diensten van minimaal € 30.000 (excl. btw)aan onroerende zaken. Deze investeringsdiensten worden vanaf 2026 gevolgd in het jaar van ingebruikname, plus de vier daaropvolgende jaren. Wijzigt in die periode het gebruik voor btw-belaste en/of btw-vrijgestelde prestaties, dan wordt de btw-aftrek op de investeringsdienst herzien.

De btw-herzieningsregeling geldt alleen voor diensten die de onroerende zaak meerjarig dienen, zoals het vernieuwen en onderhouden van onroerende zaken, maar ook aan met een verbouwing samenhangende sloopwerkzaamheden. Ook materialen, installaties, machines en werktuigen die opgaan in een dienst en na installatie of montage hun zelfstandigheid verliezen, worden gezien als onderdeel van de investeringsdienst.

De btw-herzieningsregeling gaat gelden voor investeringsdiensten die vanaf 1 januari 2026 in gebruik worden genomen. Neemt u deze investeringsdiensten dus nog vóór deze datum in gebruik, dan worden ze niet geraakt door de regeling. 

Tip! De grens van € 30.000 geldt per dienst.

6. Handhaving op schijnzelfstandigheid

Na jarenlang zonder handhaving (behalve bij kwaadwilligen), is de Belastingdienst vanaf 1 januari 2025 weer gaan handhaven op schijnzelfstandigheid. Houd er rekening mee dat er vanaf 2026 ook weer boetes opgelegd kunnen worden, ook wanneer er geen sprake is van opzet of kwade trouw. Er is sprake van schijnzelfstandigheid als een zelfstandige (zzp’er) volgens de wettelijke regels eigenlijk in dienst is bij een opdrachtgever. Werkt u met zelfstandigen? Controleer dan goed of deze eigenlijk niet bij u in dienst zouden moeten zijn. Welke afspraken heeft u gemaakt, hoe heeft u dit vastgelegd en sluiten de afspraken ook daadwerkelijk aan bij de praktijk?

Let op! Contractuele afspraken komen niet altijd overeen met hoe in de praktijk wordt gewerkt. De uitvoering van de werkzaamheden in de praktijk is doorslaggevend.

7. Koop tweede woning pas in 2026

Bent u van plan een woning aan te schaffen die u niet zelf als hoofdverblijf gaat gebruiken, bijvoorbeeld een woning voor de verhuur aan uw kind? Wacht – indien mogelijk – hiermee dan tot na 2025. Vanaf 2026 wordt de overdrachtsbelasting voor woningen die u niet zelf als hoofdverblijf gaat gebruiken namelijk verlaagd van 10,4 naar 8%. Dat kan behoorlijk in de portemonnee schelen. Zo bedraagt het voordeel voor een woning met een waarde van € 500.000 bijvoorbeeld al € 12.000.

8. Benut uw vrije ruimte

Binnen de werkkostenregeling betaalt u als werkgever geen belasting als u met uw vergoedingen en verstrekkingen aan uw personeel binnen de vrije ruimte blijft. Deze bedraagt in 2025 2% tot een totale fiscale loonsom van € 400.000 en 1,18% daarboven. Ga na of u nog vrije ruimte over heeft en maak hier gebruik van als u uw personeel extra wilt belonen. Een overschot aan vrije ruimte kunt u namelijk niet meenemen naar 2026. Bent u dga met een bv, dan kunt u zichzelf op deze manier ook een belastingvrije bonus cadeau doen voor zover deze bonus aan de gebruikelijkheidstoets voldoet.

Tip! Tot een totaalbedrag van € 2.400 per werknemer per jaar gaat de Belastingdienst er in beginsel van uit dat voldaan is aan de gebruikelijkheidstoets.

9. Koop nog dit jaar een lijfrente 

Betaalde bedragen voor de aankoop van een lijfrente zijn, onder voorwaarden, aftrekbaar. Voor degene met een pensioentekort in 2024 bedraagt de fiscale jaarruimte voor de aftrek van lijfrentepremies in 2025 30% van het inkomen (onder meer winst en loon). De maximale jaarruimte bedraagt in 2025 € 35.798. Misschien heeft u ook nog reserveringsruimte uit voorgaande jaren? Dan kunt u daarvan in 2025 maximaal € 42.108 gebruiken. Zorg wel dat u de lijfrentepremies in 2025 betaalt! Alleen dan kunt u deze nog in aftrek brengen in uw aangifte inkomstenbelasting 2025. Bij betaling in 2025 zijn uw banktegoeden op 1 januari 2026 lager en betaalt u over 2026 wellicht ook minder belasting in box 3.

Let op! De betaalde bedragen voor lijfrenten zijn alleen aftrekbaar als sprake is van onvoldoende pensioenopbouw. De fiscale jaarruimte 2025 weerspiegelt dit pensioentekort in 2024.

10. Laat uw herinvesteringstermijn niet verlopen  

Laat de termijn voor in het verleden gevormde herinvesteringsreserves (HIR) niet verlopen. Een HIR die u in 2022 gevormd heeft, moet u in principe vóór 31 december 2025 benutten. Doet u dat niet, dan valt de HIR vrij en bent u daarover belasting verschuldigd. 

Tip! In bijzondere omstandigheden is soms een langere termijn van herinvesteren mogelijk. Neem voor meer informatie contact op met onze adviseurs..

Let op! Een aantal van de bovengenoemde tips is nog niet definitief en moeten nog door de nieuwe Tweede Kamer en de Eerste Kamer worden goedgekeurd. Daarom overleggen wij graag met u persoonlijk of het verstandig is wel of geen stappen te zetten.

nieuws
15/10/2025
Handen schudden

10 belangrijke Eindejaarstips

Wat kunt u of moet u als ondernemer, dga, werkgever of particulier aan het einde van 2025 regelen? Wat verandert er per 2026 waar u nu nog op kunt anticiperen? We geven u tien belangrijke tips.

LEES VERDER

Wat speelde er?

Een werknemer had een functie als bedrijfsleider voor bedrijf A, daarnaast werkte hij ook voor bedrijf B. Beide ondernemingen werden aangestuurd door dezelfde eigenaar. De eigenaar had aangegeven te willen stoppen en had de betreffende bedrijfsleider de gelegenheid gegeven een bod te doen op zijn bedrijven. Partijen kwamen er echter niet in onderling overleg uit.

Ontslag door Whatsapp-bericht

De bedrijfsleider had vervolgens een Whatsapp-bericht geplaatst op 2 april 2025 in een door hem samengestelde Whatsapp-groep. In dat bericht stond dat hij per 14 april 2025 zijn functie niet langer zou uitvoeren, dat hij een staatsgreep zou plegen en dat hij de eigenaar eruit zou trappen. 

Hiermee saboteerde de werknemer moedwillig de onderneming met als doel het faillissement. Hij probeerde alle collega’s tegen de eigenaar uit te spelen en stuurde een respectloze en uiterst aanstootgevende tekst aan het gehele bedrijf.

Wat volgde was uiteindelijk een ontslag op staande voet. Wat was voorgevallen rechtvaardigde dat ontslag op staande voet, aldus de werkgever. Volgens de werknemer was het niet zijn bedoeling om de WhatsApp-groep geheim te houden voor de eigenaar. Hij had de eigenaar er buiten gelaten, omdat hij hem niet wilde lastigvallen met dagelijkse beslommeringen. 

Bewuste actie

De kantonrechter vindt het weinig aannemelijk, gelet op de tekst van het bericht, alsmede door de op de zitting afgelegde verklaringen van collega’s, dat het niet de bedoeling was de Whatsapp-groep geheim te houden. Sterker nog, uit deze verklaringen volgt dat er een aanvang was genomen met de uitvoering van de plannen. De werknemer heeft concrete plannen gedeeld en ook uitgevoerd om de eigenaar onder druk te zetten en zoals de werknemer zelf schrijft, de onderneming ‘uit te werken’, met als doel dat hij de onderneming alsnog voor weinig kon overnemen. Dat dit hem uiteindelijk niet is gelukt, kwam doordat de eigenaar zijn plannen ontdekte en niet doordat de werknemer zelf besloot er toch van af te zien.

Voorbeeldfunctie

Van belang is dat de bedrijfsleider een voorbeeldfunctie heeft voor de relatief jonge werknemers in het bedrijf. Hieraan is hij voorbijgegaan. Hij heeft gezorgd voor een ernstige vertrouwensbreuk. Hij was bovendien door de werkgever na diens ontdekking van de plannen en het bericht uitgenodigd voor een gesprek om zijn kant van het verhaal te horen. Hieraan heeft de werknemer geen gevolg gegeven.

Ontslag terecht

Alhoewel een ontslag op staande voet een ernstige maatregel is, is dat gelet op het feitencomplex hier gerechtvaardigd, aldus de rechter. De arbeidsovereenkomst blijft beëindigd en de werknemer heeft geen recht op een transitievergoeding, dan wel een billijke vergoeding.

nieuws
15/10/2025
Strategie

Ontslag op staande voet wegens aankondiging ‘staatsgreep’

Dat werknemers zich ongenuanceerd uitlaten over hun werkgever, pakt niet altijd gunstig uit. Zeker als dit gebeurt in een specifieke Whatsapp-groep.

LEES VERDER

Belastingrente vennootschapsbelasting

Als uw bedrijf belastingplichtig is voor de vennootschapsbelasting, kan in twee situaties belastingrente in rekening worden gebracht. Dit is het geval als de aanslag van uw bedrijf niet tijdig kan worden vastgesteld omdat de aangifte te laat is ingediend en in de situatie dat er van de aangifte wordt afgeweken. 

Evenredigheidsbeginsel

Rechtbank Noord-Nederland heeft op 7 november 2024 uitgesproken dat met een belastingrente van destijds 8% het evenredigheidsbeginsel is geschonden. Dit beginsel komt er in het kort op neer dat de nadelige gevolgen van een maatregel niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot het doel van de maatregel. Volgens de rechtbank is het nadeel van een hoog rentepercentage voor ondernemers onevenredig hoog ten opzichte van de te bereiken doelen van de Belastingdienst, die volgens de rechtbank onduidelijk zijn.

Mening derden

De Hoge Raad heeft in deze zaak ook voor het eerst de mening van derden over deze kwestie gevraagd. Geïnteresseerden konden commentaar geven op het geschil via de site van de Hoge Raad. Hierop zijn 149 reacties ontvangen.

Mening A-G

In zijn advies aan de Hoge Raad heeft de A-G aangegeven dat ook naar zijn mening het rentepercentage van 8% te hoog is. Hij is van mening dat het percentage onverbindend is omdat het percentage het rentenadeel voor de Belastingdienst slechts mag compenseren. Het destijds geldende percentage van 8% was in dat opzicht te hoog. Daarnaast voegt hij toe dat met de regeling inzake het hoge rentepercentage het motiverings- en evenredigheidsbeginsel zijn geschonden. 

Massaal bezwaar

De zaak is aangewezen als massaalbezwaarprocedure. Dit betekent dat degenen die in soortgelijke geschillen bezwaar maken of hebben gemaakt pas een uitspraak op dit bezwaar krijgen als de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan. Met het oordeel van de A-G is de kans vergroot dat ook de Hoge Raad oordeelt dat de berekende belastingrente van 8% te hoog is.

nieuws
15/10/2025
Euro

Ook adviseur Hoge Raad vindt belastingrente vennootschapsbelasting te hoog

Rechtbank Noord-Nederland heeft vorig jaar in een uitspraak aangegeven dat de destijds geldende 8% belastingrente voor de vennootschapsbelasting in de betreffende zaak te hoog is. Deze zaak ligt nu bij de Hoge Raad. De Advocaat-Generaal (A-G) die over deze kwestie advies heeft uitgebracht aan de Hoge Raad, heeft ook aangegeven dat het rentepercentage van 8% destijds naar zijn mening te hoog is.

LEES VERDER

Sloop en herbouw

Een rechtbank oordeelde hierover. In die zaak kocht een echtpaar samen een woning. Ze verklaarde in de koopovereenkomst dat ze de woning gingen gebruiken als woonhuis. Na het aanvragen en verkrijgen van een vergunning tot sloop en herbouw van een woning werd de woning gesloopt en werd een vergelijkbare woning gebouwd.

Bij de notariële levering van de (te slopen) woning verzocht het echtpaar om toepassing van de startersvrijstelling welke de notaris ook toepaste. De Belastingdienst was het daar niet mee eens en legde aan beide echtgenoten een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting op.

Geen startersvrijstelling door sloop en herbouw?

De zaak werd voorgelegd aan een rechtbank die moest beoordelen of de startersvrijstelling kon worden toegepast, ondanks de sloop en herbouw van de woning. De Belastingdienst voerde aan dat dit niet kon omdat niet voldaan werd aan de voorwaarde dat de woning als hoofdverblijf ging dienen. De woning was immers door sloop niet meer aanwezig.

Of wel startersvrijstelling ondanks sloop en herbouw

Het echtpaar voerde daarentegen aan dat op de levering van een stuk grond waar een fundering voor een nieuwe woning is aangebracht, ook de startersvrijstelling kan worden toegepast. Datzelfde geldt voor de levering van een onbewoonbaar bouwval dat nagenoeg volledig gerenoveerd moet worden. Zij vonden hun situatie hiermee vergelijkbaar.

De rechtbank was het met het echtpaar eens en oordeelde dat toepassen van de startersvrijstelling in deze situaties in overeenstemming is met het doel en de strekking van de wet. De rechtbank vond dat het daarbij niet uitmaakte dat het echtpaar de woning na verkrijging eerst hadden gesloopt om direct daarna op dezelfde plek een vergelijkbare woning te bouwen. Bovendien bestond er voor de rechtbank geen twijfel dat het echtpaar na voltooiing van de herbouw van de woning deze als hoofdverblijf waren gaan gebruiken.

Let op! Primair is van belang de intentie tot bewoning en de daadwerkelijke vestiging op het adres. Het gaat dus niet om het feitelijk gebruik van het oude huis als hoofdverblijf.

Voor elke sloop en nieuwbouw?

In deze specifieke situatie oordeelde de rechtbank dat de startersvrijstelling kon worden toegepast. Dat wil helaas niet zeggen dat bij elke sloop gevolgd door nieuwbouw dit het geval is. Onduidelijk is bijvoorbeeld of de rechtbank tot eenzelfde oordeel zou zijn gekomen als geen vergelijkbare woning gebouwd was maar een compleet andere woning. Bovendien is op dit moment ook nog niet duidelijk of er hoger beroep is ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.

Let op! Voor overleg over uw eigen situatie kunt u altijd contact op nemen met onze adviseurs.

Toetsmoment

Het Toetsmoment voor de startersvrijstelling is bij de notariële levering van de woning. Als een koper pas ruim twee jaar later daadwerkelijk op het adres staat ingeschreven hoeft dat geen belemmering te zijn voor de startersvrijstelling. Voorwaarde is wel dat zij kunnen laten zien dat de woning vanaf de notariële levering bedoeld is als hoofdverblijf.

nieuws
14/10/2025
Sleutel

Ook startersvrijstelling bij sloop en herbouw woning

U koopt een woning waar u niet gaat wonen. U sloopt de woning en bouwt op dezelfde plek een woning waar u permanent gaat wonen. Kan dan het 2% tarief overdrachtsbelasting of de startersvrijstelling van toepassing zijn op de levering van de eerste woning?

LEES VERDER

Casus bonusplan

Een werkgever biedt zijn werknemers de mogelijkheid om loon uit te ruilen voor een bonusplan. De werknemer kiest in januari of hij deelneemt (de minimale inleg is 5% van het loon) en ruilt dan gedurende het jaar loon uit. Als bepaalde targets worden behaald, wordt in april van het volgende jaar de bonus uit het bonusplan uitgekeerd. Gaat een werknemer gedurende het kalenderjaar uit dienst of overlijdt hij, dan wordt het brutoloon waarvan is afgezien ineens uitbetaald. Op deze uitbetaling houdt de werkgever dan loonheffing in.

Het moment van uitruil

Op de vraag hoe de belastingheffing verloopt, antwoordt de Belastingdienst dat loonheffing verschuldigd is op het moment van uitruil van het loon. Op het brutoloon waar de werknemer maandelijks van afziet, moet dan ook loonheffing ingehouden worden volgens de Belastingdienst. De Belastingdienst vindt namelijk dat in dit geval sprake is van het verschuiven van het genietingsmoment naar een ongebruikelijk tijdstip. In dat geval wordt op grond van de wet met het verschuiven geen rekening gehouden en vindt belastingheffing dus plaats op het moment van afzien van het loon.

Het moment van uitkeren bonus

Ook de uitkering van de bonus in april van het volgende jaar vormt volgens de Belastingdienst loon waarop loonheffing moet worden ingehouden. Voor de berekening van de loonheffing mag op dit loon wel het in het voorgaande jaar uitgeruilde loon in mindering worden gebracht. Op die manier vindt geen dubbele heffing plaats.

Let op! Het belastbare loon in april kan nooit negatief worden, vindt de Belastingdienst. Als de bonus lager is dan het in het voorgaande jaar uitgeruilde loon, bedraagt het loon in april dus nihil.

Casus virtueel aandelenplan

De Belastingdienst komt met eenzelfde oordeel in een casus waarin een werkgever zijn werknemers de mogelijkheid biedt om loon uit te ruilen voor een virtueel aandelenplan. Een virtueel aandelenplan geeft recht op een bedrag gebaseerd op de waarde van de aandelen. Het betreft geen echte aandelen in het kapitaal van de werkgever. 

De werknemer kiest begin januari of hij deelneemt aan dit virtueel aandelenplan en ruilt dan gedurende het jaar loon uit. Deze virtuele aandelen geven na drie jaar recht op een uitkering, mits de werknemer op dat moment nog in dienst is. De werkgever betaalt die uitkering dan ook uit. Gaat een werknemer gedurende het kalenderjaar uit dienst of overlijdt hij, dan wordt het brutoloon waarvan is afgezien ineens uitbetaald. Op deze uitbetaling houdt de werkgever dan loonheffing in.

Ook bij deze uitruil vindt de Belastingdienst dat loonheffing verschuldigd is op het moment van uitruil van het loon. Op het brutoloon waar de werknemer maandelijks van afziet, moet dan ook loonheffing ingehouden worden. Ook de uitkering na drie jaar (de opbrengst uit de virtuele aandelen) vormt volgens de Belastingdienst loon waarop loonheffing moet worden ingehouden. Voor de berekening van de loonheffing mag op dit loon wel het in de voorgaande jaren uitgeruilde loon in mindering worden gebracht. Op die manier vindt ook hier geen dubbele heffing plaats. De Belastingdienst vindt echter ook in deze situatie dat het loon niet negatief kan worden.

Let op! De Belastingdienst beantwoordt hier vragen in twee specifieke situaties. Het gegeven antwoord is bovendien de mening van de Belastingdienst. Neem voor een fiscale beoordeling van uw eigen situatie altijd contact op met onze adviseurs.

nieuws
14/10/2025
Kantoor

Belastingheffing bonusplan en virtuele aandelen

De Belastingdienst heeft een standpunt ingenomen over hoe de belastingheffing verloopt bij een deelname van een werknemer aan een door de werkgever aangeboden bonusplan of virtuele aandelen.

LEES VERDER