Als een gemeente ten aanzien van de waardering van panden voor de WOZ een begunstigend beleid voert, mag dit niet willekeurig worden toegepast. Degenen bij wie het begunstigende beleid niet is toegepast, kunnen zich dan met succes beroepen op het gelijkheidsbeginsel.
Bovenstaande conclusie volgt uit een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. In deze zaak had de eigenaar van een appartement bezwaar aangetekend tegen de waardering van zijn woning in het kader van de WOZ. Zijn appartement was gewaardeerd op € 354.000, terwijl twee vrijwel identieke appartementen in hetzelfde complex € 23.000, respectievelijk € 31.000 lager werden gewaardeerd.
Voor de rechtbank werd duidelijk dat die lagere waardering een gevolg was van een telefoontje van de eigenaren van genoemde appartementen. Hierin hadden zij aangegeven dat hun appartement ‘een ondergemiddelde kwaliteit’ had, en dat de WOZ-waarde dus lager bepaald had moeten worden.
Ook werd duidelijk dat de gemeente in dit kader een begunstigend beleid voerde. Werd na een telefonisch contact aangegeven dat de waarde van een woning door de gemeente te hoog was vastgesteld vanwege een ‘ondergemiddelde kwaliteit’, dan werd deze waarde automatisch verlaagd.
De rechtbank stelde vast dat het gelijkheidsbeginsel was geschonden nu was gebleken dat telefonisch klagen over de WOZ-waarde wél in een verlaging van waarde resulteerde, maar niet indien de waarde via bezwaar of beroep werd aangevochten. De rechtbank stelde belanghebbende dan ook in het gelijk en stelde de waarde vast op € 333.000, de waarde die de woning bij toepassing van hetzelfde beleid had dienen te krijgen.
De verhuur van onroerend goed is in beginsel vrijgesteld van btw. Hierop gelden een aantal uitzonderingen, waar onder de verhuur in het kader van een hotel-, pension-, kamp- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die daar voor een korte periode verblijf houden. Deze verhuur is belast met 9% btw. Bij een rechtbank lag de vraag voor of de verhuur van appartementen in die casus ook onder die uitzondering viel.
Lees verderEen zorginstelling dacht een werkneemster in haar proeftijd zonder grote financiële gevolgen te kunnen ontslaan. De kantonrechter vond de proeftijd echter niet geldig en kende de werkneemster een vergoeding van € 17.000 bruto. Wat speelde hier?
Lees verder